Als ik de woonkamer van Westhaven binnenkom, tref ik mevrouw Veenendaal, opmerkelijk wakker, mevrouw De Haan, slapend in haar rolstoel en tante Riet, glimlachend als altijd. ‘Dag meneer!’ Ze zwaait voorzichtig, maar laat nadien haar hand niet zakken. Nu is het de bedoeling dat ik die hand even vastpak. ‘Hoge bomen,’ zeg ik, uit het spelletje dat de dames dikwijls doen. ‘Dichtbij,’ antwoordt tante Riet, ‘dat is wel dichtbij hoor.’ Mevrouw Veenendaal zegt: ‘Nou, dat weet ik eigenlijk niet eens. Maar ik vind het overal wel prima zo.’ Mevrouw De Haan schrikt wakker, kijkt verbaasd de kamer rond. ‘Hoge bomen,’ herhaal ik.
‘Ja ja, dat zal dan wel,’ zegt mevrouw De Haan.