De Gastspeler

In De gastspeler is een bijna naamloze verteller aan het woord, F. ‘Mijn vader was een zuinige, fantasieloze vent, die zijn kinderen liefst gewoon een nummer had gegeven, maar dat vond mama “niet gezellig”, zei ze. We kregen allemaal een letter.’

F. bewoont een nieuwbouwetage in de roemruchte Amsterdamse Staatsliedenbuurt. Hij leidt een weinig avontuurlijk leven: hij doet boodschappen en laat zich verleiden tot de aanschaf van overbodige, branchevreemde producten, maakt grapjes met de buurtwinkeliers, gaat verkleed als priester in de trein zitten en kijkt naar de bewoners van De Gouden Kooi. Als een moderne Malte Laurids Brigge wandelt hij door het leven, en schetst hij de toevallige levens van toevallige passanten vol liefde, dood en klein geluk.

Een Malte Laurids Brigge voor de eenentwintigste eeuw

Met verbazing, compassie en een haast obsessieve aandacht voor het alledaagse legt F. Starik een hilarisch en indringend tijdsbeeld bloot. Met De gastspeler, zijn eerste roman in ruim vijftien jaar, voegt hij een nieuw hoogtepunt aan zijn unieke oeuvre toe.

Boekfragment:
Dat ben ik: de man die niets is gebeurd tot men hem komt vertellen wat er voorgevallen is. Een man die in tweedehandse abstracties leeft, de gastspeler, die de regels van het spel niet helemaal begrepen heeft, de man die niet werkelijk deelneemt, omdat hij geen deel van het team uitmaakt, iemand die niet lang zal blijven, geen kans op de hoofdprijs maakt, iemand die, meer nog dan anderen, voorbijgaat. Iemand voor wie het een hooguit theoretisch verschil maakt of die oom nu dood is of in werkelijkheid nog leeft en zijn laatste dagen in goede gezondheid in dat peeskamertje slijt. Een man die niets heeft gedaan totdat wat hij heeft gedaan is opgemerkt, gezien.