Nog altijd leg ik laatste handen aan de tekst van het grote eenzame uitvaartboek. Hieronder twee fragmentjes, waar ik vandaag tevreden over was.
De uitvaartleider, die werkelijk overal voor inzetbaar blijkt, komt ons een piepklein kopje koffie brengen. Alsof de kopjes afkomstig zijn uit een poppenservies. Mooi, vindt mevrouw Pomp, dat je onder werktijd naar muziek mag luisteren; lekker zitten, kopje koffie en ook een gedicht. Ze steekt er bijna haar pink aan het oor van het kopje bij omhoog, alsof ze per ongeluk verzeild is geraakt in een culturele salon.
(fragment eenzame uitvaart nummer 15)
Voorafgaand aan de uitvaart heb ik aan mijn bureau een kleine uitvinding gedaan: ik heb het gedicht van tevoren in een envelop gestoken, en neem het pas bij lezing uit het couvert, vouw het papier glad en vang pas dan te lezen aan. Een piepklein theatraal gebaar, dat toch volkomen logisch in de situatie past. Het zal niemand opvallen. Om na de lezing hetzelfde proces in omgekeerde volgorde nog eens te kunnen voltrekken. Ik steek het gedicht weer in de envelop terug, lik de plakrand, om dit laatst bericht vervolgens op de kist te leggen. Het gedicht is nu van u, mevrouw. Zo rek ik het stiltemoment na het uitspreken van zijn laatste zin. Eerst valt het beeld weg, dan sterft het geluid. Ik schuif de envelop behulpzaam alvast een stukje onder het bloemstuk. Dan realiseer ik me dat Menno Wigman dezelfde uitvinding al meteen bij zijn eerste eenzame uitvaart deed. Alleen het dichtlikken van de plakrand komt van mezelf.
(fragment eenzame uitvaart nummer 19)