ZUSTER

Weet, dat ik je heb bewonderd, hoe je rondliep
op je crocs, met je witte schort, hoe je met kordate stap
door glanzende gangen snelde, het pasje met je naam erop.
Je wikkelde het verband om onze wonden.

Je bette ogen af, bracht koffie aan, je maakte met je sleutel
de familiekamer open, wachtte tot iedereen sliep, waakte
over temperatuur, de intensiteit van de beademing, bekeek
het gestage druppelen van het infuus, regelde de diepte
van de slaap en zette tenslotte de machines stop.

Je belde kort en maakte melding. Je reed het bed
de kamer uit, nam de lift naar de kelder, leverde
de status in en zei dat je het vrijgekomen bed
straks wel kwam ophalen, je zei dat het je speet
en je meende het oprecht. Sloot de familiekamer af.
Bracht lege flessen weg. Ruimde de rommel op.

Even later werd jij opgebeld. Je bent weer afgedaald.
Je hebt het lege bed vlug opgehaald, er iemand anders
in gelegd. Je hebt verse koffie gezet, bette nieuwe ogen af
snelde opnieuw in je witte schort op je eeuwige crocs
door die glimmend gepoetste gangen –

al ging ook voor jou de glans er toch langzaam vanaf
heb toch alsjeblieft geen spijt. Je schoot in niets tekort.
Je stelpte onze wonden. Je was een engel van onze tijd.
Jij werd ons gezonden.

© F.Starik
+

Geplaatst in Log