EENZAME UITVAART NUMMER 88

I.M. Marinus Petrus Maria Delhaize, geboren 28 april 1934 Steenbergen, overleden in verpleeghuis Slotervaart op 15 januari 2008 om 15.05 uur.

Begraafplaats Vredenhof, donderdag 24 januari 2008 om 10 uur ‘s morgens.

Dichter van dienst: Eva Gerlach

Er is nog familie, een broer en een zus, maar die willen niet naar de uitvaart komen. ‘Zij hebben al heel lang geen contact meer.’ De melding is afkomstig van Ali Mahmut, die verder niets weet te vertellen. Het in een instelling altijd pijnlijk nauwkeurig vastgestelde tijdstip van overlijden. Ja, dit nog: voor hij in het verpleeghuis werd opgenomen woonde hij op het Jacob Frankehof in Amsterdam.

Ik google het verpleeghuis, dat nogal onder de indruk is van de eigen verdiensten. ‘Verpleeghuis Slotervaart in Amsterdam West biedt woonruimte aan ongeveer 300 mensen, verdeeld over negen woonafdelingen. Daarnaast bieden we de mogelijkheid tot kortdurende opname of thuiszorg. Bovendien bieden we activiteiten en voorzieningen, waar ook buurtbewoners graag gebruik van maken. Verpleeghuis Slotervaart biedt cliënten op lichamelijk en of geestelijk gebied intensieve zorg en begeleiding. Elke woonafdeling heeft zijn eigen sfeer en inrichting en heeft voorzieningen als twee huiskamers, een afdelingskeuken, slaapkamers en natuurlijk de sanitaire voorzieningen. Nergens vindt u drempels en overal in huis zijn zithoekjes.’

Verpleeghuis Slotervaart heeft duidelijk visie, visie op wonen, op zorg: ‘Hierbij staat de cliënt centraal en zijn de behoeften, wensen en opvattingen van de cliënt uitgangspunt van de zorg. De betrokkenheid en de wensen van de partner, de familie of andere betrokkenen speelt een grote rol. Over het doel van de opname en over de mogelijkheden van behandeling, verpleging en verzorging wordt bij de intake met de cliënt en betrokkenen overlegd. Er wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke bijdrage aan de kwaliteit van het leven, waarbij het gaat om wonen, zorg en welzijn.’ En nergens dus drempels en overal gezellige zithoekjes.

‘Voor de bewoners van het huis zijn de volgende faciliteiten beschikbaar: Recreatiezaal, bibliotheek, gesproken boek, beperkt eigen meubilair, stiltecentrum, tuin, huisbus, café, kapsalon, pedicure, modeshows, kledingverkoop, menukeuze, en kleine huisdieren zijn toegestaan. Daarnaast is er een gevarieerd scala van activiteiten.’

Activiteiten. Zo noemden ze dat op de crèche van mijn zoontje ook. Om tien uur en om half drie stonden er ‘activiteiten’ op het programma. Welke dat waren, werd niet aangeduid. Dat behoefde geen nadere toelichting, vond men. En aan het einde van je leven is de cirkel rond.

Ik ben benieuwd hoe Eva zich hieruit gaat redden. De middag voor de uitvaart plaats zal vinden mail ik haar: ‘ik dacht aan de muziek morgen, omdat Arcade Fire, ‘My body is a cage’ nu door mijn kamer schalt, waarschijnlijk kent je dochter het wel, misschien is het te wild voor een uitvaart, maar het is wel een mooi nummer, crescendo eindigend, bombastisch orgel, koor: ‘Set my spirit free, set my body free…’ Ze mailt terug: ‘ik heb een gevoel (uitsluitend gebaseerd op de titel) dat mijn gedicht ook die kant op gaat.’ Ik mail haar het liedje. ‘Mooi! Gewoon doen, zou ik zeggen. Als je niks weet, dan mag je invullen – is dat niet uw leidraad, meneer Starik?’

Mijn geliefde stelde vraagtekens bij de keuze voor dit lied. Het ligt misschien te ver van zijn belevingswereld af. Misschien hield hij meer van Gordon. Dinsdag, bij de uitvaart van meneer Crimi, verklaarden de buurvrouwen eendrachtig: geen Gordon! toen we kwamen te spreken over de keuze voor de muziek. Maar dat was meer omdat ze Gordon zelf verschrikkelijk vonden. Maar nu het gedicht van Gerlach in de richting van het lichaam als een kooi dreigt te wijzen, moet het toch kunnen. En dan openen we de plechtigheid met een klein liedje van Raymond van het Groenewoud, om de cirkel te sluiten: Mama moet komen. Mama moet komen, en dan stapt Eva Gerlach naar voren.

Donderdagochtend: veel wind, grijze dag. Op het nippertje steek ik The Nits dan maar bij me: Clouds in the sky. Ik kom gelijk met Eva Gerlach de begraafplaats op lopen: Ali Mahmut staat er al, Ger Fritz, die verklaarde graag weer eens een uitvaart bij te wonen, is ook gekomen, de uitvaartleider, een geheel kale man met een modern brilmontuur, de begraafplaatsbeheerder met zijn opvallend kleine tanden. Ik leg mijn muziekkeuze voor. Gerlach denkt dat het mooi wordt. In de koffiekamer wachten we op de klok van tien. Gerlach vraagt zich af of hier op Vredenhof de klokken luiden, als de kleine stoet naar buiten gaat. Ze meent zich te herinneren dat op Vredenhof de klok niet luidt. Dat klopt, de klok staat in een loods opgeslagen. Het ding is ooit wit geverfd. ‘God mag weten waarom.’ Ger Fritz biedt aan om naar de loods te gaan en daar de klok voor ons te luiden. Het is toch mooier, als de bel luidt. Op St. Barbara doet de klok het wel. Geen zware kerkbons, maar een mooi licht geklingel. De beheerder zal het wel eens aan de Coöperatie vragen, of die klok niet weer eens kan worden opgehangen.

We gaan de aula binnen. Ook de dragers zetten zich in het zaaltje neer. Groenewoud zingt dat mama moet komen. ‘Mama moet komen, mama dek me toe. Geef me wat drinken, geef me een snoepje, mama dek me toe. Heel de dag heb ik gespeeld, op straat en in de school. Mijn schoenen vol met modder ja, maar morgen zijn ze schoon.’ Het nummer duurt amper een minuut. Dan komt Eva Gerlach naar voren. Ze vertelt wie er vandaag wordt weggebracht.
Dat het moeilijk is om iets te schrijven voor iemand van wie je niets weet. Dat ze zich lang heeft afgevraagd wat ze precies zou schrijven voor meneer Delhaize, van wie ze niet eens weet hoe je zijn naam precies uitspreekt. En dat tenslotte in een droom meneer Delhaize aan haar verscheen, vannacht. ‘Heb je dat echt vanmorgen pas gemaakt?’ vraag ik haar later.
‘Jawel,’ zegt ze, ‘meteen toen ik wakker werd. Ik had eerst iets heel anders, zo’n invuloefening over de pijn van alledag en de rolstoel en met niemand praten en het glas water dat daar maar staat. Nou ja, wat weet je.’

KOOI
(ochtendgedicht voor meneer Delhaize)

Vannacht zag ik u rennen over al die
stenen hier, op sloffen en uw mouwen
fladderden, u was een uitgelaten
parkiet of zo, ik weet niet wat u wou

maar zeker niet de grond in. Hier rust onze
lieve moeder, Altijd samen, Ter
nagedachtenis: u zong het luid en schel,
ik dacht de klok is terug op Vredenhof.

Eens kijken in de tijd: was dat waarom u
zo heen en terug zigzagde excentriek
als een gejaagde haas, getikte prooi,
iets donkers schoot omlaag, maar kreeg u niet,

u zat te vluchtig in uw stof. Qua kleren
ging eerst uw nachtgoed uit, daarna uw vel,
u krijste ongehoord dicht bij de wolken,
wisselde vorm, ik dacht: die komt er wel.

Vandaag houdt u zich stil. U hebt gelijk,
dood is geen grap. Uw tijd is weggegooid,
u zinkt terug, u moet zich concentreren.
U bent niet vrij. Het lichaam blijft een kooi.

Eva Gerlach

Ze legt haar gedicht in vieren gevouwen op de kist, waarop het bloemstuk achterwege is gebleven. Arcade Fire valt in: ‘My body is a cage. That keeps from dancing with the one I love but my mind holds the key. I’m standing on a stage of fear and self-doubt. It’s a hollow play, but they’ll clap anyway. You’re standing next to me. But my mind holds the key. I’m living in an age that calls darkness light. Though the language is dead still the shapes fill my head…An age whose name I don’t know. Though the fear keeps me moving still my heart beats so slow…We take what we’re given. Just because you’ve forgotten, doesn’t mean you’re forgiven…An age that screams my name at night. But when I get to the doorway there’s no one in sight

Geplaatst in Eenzame Uitvaart