N.N. (Naamloos, dood kindje gevonden in het water van het Noord-Hollandskanaal aan de Buiksloterdijk in Amsterdam-Noord)
Begraafplaats St. Barbara, vrijdag 20 april 2007, 10 uur
dichter van dienst: Neeltje Maria Min.
Vorige week trof ik het nieuwsbericht al in mijn mailbox. Kennelijk vermoedde iemand reeds dat hier een eenzame uitvaart van zou komen: “Babylijkje aangetroffen in kanaal Amsterdam. Een inwoner van Amsterdam heeft in het water van het Noord-Hollandskanaal aan de Buiksloterdijk in Amsterdam het lijkje van een baby aangetroffen. Dat gebeurde al woensdag, maar de politie maakte het vrijdag 13 april bekend.
Volgens de politie staat vast dat het om een voldragen kindje gaat, dat “al enige tijd” in het water moet hebben gelegen. De passant zag tussen het zwerfvuil in het water een plastic zak liggen en haalde die met een hark naar zich toe, waardoor de zak openscheurde en hij het lichaampje zag.”
Ali Mahmut van de Dienst vult deze gegevens aan met de informatie dat het gaat om een kindje van vermoedelijk ongeveer 39 weken, een voldragen zwangerschap. Gevonden op 11 april, om 16.30 uur, ter hoogte van nummer 198. Overgebracht naar het VU-ziekenhuis, op maandag werd het lichaampje vrijgegeven en verplaatst naar Uitvaartcentrum Zuid.
Van daar vertrekt het vrijdagochtend voor haar laatste reis naar St. Barbara. De politie wil niet zeggen of het een meisje of een jongetje is. Ook wil men niet zeggen hoe lang het kind al in het water lag. Men begon onmiddellijk een groot forensisch onderzoek. Ook is sectie verricht op het lichaam van het slachtoffertje. Daarnaast heeft de politie een buurtonderzoek verricht.
De politie in het duister over de herkomst van de baby. ”We zijn terughoudend over het geven van informatie omdat dat het onderzoek kan belemmeren. We zijn pas gisteren met het bericht gekomen om de sporen veilig te stellen.” Men is op zoek naar de moeder en naar getuigen of mensen die iets kunnen vertellen over de herkomst van het jonge slachtoffer. Op Nu.nl vind ik een video, uitgezonden door AT5, waarin buurtbewoner Roef Bakker vertelt dat hij het kindje vond. Hij houdt het water daar regelmatig schoon, vist met zijn hark dikwijls het zwerfvuil op. ‘Dat lijkt wel iets van een slager,’ dacht hij in eerste instantie, ‘maar dat heeft toch een heel ander gezicht. En toen ben ik de politie gaan bellen.’
Neel wil graag weten of het een jongetje of een meisje is. ‘Dat scheelt al de helft.’ Mahmut weet het niet. Dus bel ook ik met de politie. Tsja, het belang van het onderzoek. Ik zie het belang niet zo: de moeder, zo ze het geslacht van haar kindje al wilde weten, heeft dat kunnen zien. Men wil de naam van de dichter weten. Men belooft mij terug te bellen.
Een uur later wordt er inderdaad teruggebeld. De voorlichter mag wel vertellen dat het om een jongetje gaat, dat tien tot twintig dagen in het water heeft gelegen. Een eventuele nationaliteit, of het een blank of een zwart kindje betreft, dat kan of wil hij niet zeggen. Of het kindje doodgeboren is of met geweld om het leven werd gebracht, zoals vroeger overtollige katjes werden verdronken? Dat is allemaal ‘daderinformatie.’ Daarbij trekken zulke gebeurtenissen regelmatig mensen aan die pseudo-bekentenissen afleggen. En zolang er weinig tot niets wordt geweten, moet er geraden worden. Dan raadt een nepdader vrijwel altijd mis.
Woensdag belt Mahmut nog een keer: de politie heeft bij ‘Opsporing verzocht’ verteld waar en wanneer de uitvaart plaatsvindt: wij roepen de mensen op om massaal naar de uitvaart te komen om de laatste eer aan het kindje te bewijzen. Het bericht is overgenomen door AT5 en RTV Noord-Holland. In de hoop dat mama televisie kijkt, naar haar eigen leven, haar vijftien minuten rucht. Nadat ze de baby in een plastic zak hebt weggegooid. Of heeft een vriend, een ex, een huisgenoot de dode baby meegenomen?
Hoe je dan in angstige spanning naar nieuwsberichten speurt, of het al gevonden is. Hoe je op de televisie ziet dat het gevonden is. En dat je op het nieuws verneemt waar en hoe laat je wordt verwacht. Daarom hebben ze via de media tijd & plaats bekend gemaakt. Dat verhoogt de druk. Ze kunnen de moeder geen briefje schrijven tenslotte, kom je ook? Als het lekker druk is, zal mama misschien ook wel komen, is de gedachte. Ze kan zich onopvallend tussen de bloemetje-beertje-mensen mengen. Tussen de camera’s die op een mooi programma hopen. De emoties van het volk. Er zit nog een geheime gedachte achter, maar dat moet voorlopig hogere wiskunde blijven.
Ik besluit om Degenkamp te bellen. Of we kunnen afspreken dat we de camera’s buiten de aula houden. De begraafplaats is openbaar terrein, daar doe je niets aan. Maar de dienst, die in de aula wordt gehouden, kan daarvan worden uitgezonderd. Er moet toch een rustpunt gecreëerd worden. Een moment van respect voor het kindje zelf. Daarover zijn we het eens. Degenkamp zal nog met de politie bellen. Ik mail Kerstens, de chef, die telefonisch niet bereikbaar is, of we dit zo kunnen regelen. Ik bel met Ger Fritz, die inmiddels Kerstens heeft gesproken. Hij toont zich bereid tot de ordedienst toe te treden. Kerstens neemt dat aanbod ‘met tien handen aan.’ Kerstens belt het hoofd communicatie van de Dienst. En de politie belt mij straks weer terug. Neel wil ondertussen weten hoe de baby aan zijn einde is gekomen. We overleggen over de muziek.
De spanning stijgt. Donderdag belt Van Bokhoven dat de voorgaande uitvaart een kwartier wordt vervroegd. Zo heeft UZ besloten. ‘In verband met de te verwachten media-aandacht,’ formuleert Van Bokhoven. De volgende ochtend zal Fritz college geven dat zoiets absoluut niet kan. Voorlopig houd ik het op een slimme zet, en wel zo rustig bovendien. We houden ruim tijd over. Rond half tien is Mario Agus gezakt.
Er is tijd om buiten te staan roken, in de zon. Ik heb nog sigaretten over van mijn lezing gisteren. Daar maak ik gebruik van. Bij een lezing mag ik sigaretten kopen voor mezelf. Omdat er dikwijls haastig op onhandige plekken vlug even gerookt moet worden. Dan ga je niet eerst helemaal een shagje draaien, dat gaat allemaal maar van je tijd af. ‘Is dat nou gezond,’vraagt de grote goeiige drager Jan zich af, ‘dat je tegenwoordig buiten moet roken?’ Ik vraag hem of hij ook de aanstaande uitvaart zal dragen. Realiseer me te laat dat er niets te dragen valt. Zo’n kissie wordt door de uitvaartleider zelf gedragen.
Eerst arriveren de rechercheurs van de politie, een man en vrouw of zes. Ze hebben allemaal een beertje bij zich. Ze hebben een kast vol beertjes daar, weet Fritz. Zedenpolitie. Dat zie je meteen. Even later komt er scootmobiel geruisloos aansnorren, oud vrouwtje erin. Ze parkeert, stapt uit, blijkt heel goed te kunnen lopen. Ze komt voor de dienst. Of dat hier is. Gottegot. Ze ziet eruit alsof ze de gehele nacht al wenend heeft doorgebracht. Nog een beertje. Dan Kerstens en Van Bokhoven met de dienstauto. Kerstens opvallend goed gekleed, streepjeskostuum, streepjes wit, kostuum zwart. Van Bokhoven in het gebruikelijke Van Bokhoven-blauw. Neel komt aanwandelen, in haar gebruikelijke vormeloze kloffie. Kleren, heeft ze me eens verteld, kun je het best gedragen kopen: dan weet je hoe ze zich houden in de was. Catharina, die juist afscheid had genomen, uit wellevendheid, uit bescheidenheid, vergezelt haar. Neel heeft haar overgehaald te blijven. ‘Daar ben ik weer.’
En daar is ook RTV Noord-Holland. Cameravrouw, geluidsman, een jongen die het statief van de camera mag dragen, iemand die helemaal niets hoeft te doen, dat is de leider van het groepje. De media zijn onze vijand niet, had Kerstens eerder gesproken. In de aula kan helaas niet gefilmd worden, weet de leider, een Joop Braakhekke-achtige man. Dat is erg jammer, want hij is van plan een uiterst integere reportage te gaan maken. Of de dichter bereid is zich te laten interviewen. ‘Nee,’ zegt Neel gedecideerd. Of ze dan buiten o
p de begraafplaats het gedicht nog eens – op camera – wil lezen. ‘Daar voel ik niets voor,’ klinkt het, even vastbesloten. Maar of er dan misschien een radio-opname mogelijk is? Tsja. We kijken elkaar aan.
Er wordt een apparaat getoond dat zonder bezwaar op het katheder kan liggen terwijl de dichter van dienst spreekt. We komen overeen: apparaatje voor aanvang van de dienst klaarleggen. Geen onnodig geloop tijdens de Dienst. De man die toch niets te doen heeft mag mee naar binnen, met zijn apparaatje. De camera blijft buiten. De menigte is aangegroeid tot een stuk of twintig mensen. Een moeder met een kind van een jaar of vijf. Een paar bejaarden. Geen spoor van Roef Bakker. Neel vertelt wat een roef betekent. Het is de schuin oplopende deksel van een doodskist. Ze kwam nog een merkwaardig woord tegen, zoekende naar een juiste ingang voor haar gedicht: de ezelsbegrafenis, dat is er één die door bijna niemand wordt bezocht. Volgens mijn Van Dale is het een begrafenis in ongewijde grond.
We gaan de aula binnen. Brahms doet zijn werk, effectief. Guten-abend, Gute Nacht. Ik zit recht achter Ger Fritz. Ik bestudeer zijn blokhoofdhaar, de weerbarstige grijze stekels. Neel komt naar voren. Ik zie het apparaatje liggen. Ze vouwt haar gedicht open.
Voor jou
Die altijd door water omgeven
altijd gedreven heeft
maar even geleefd
Wie heeft in jouw ogen gekeken
jouw trekken gelezen
vergeving gesmeekt
Wie heeft zich naar buiten begeven
het plasticzak-scheepje
een zetje gegeven
Wie heeft één, twee, drie,
in godsnaam! gezegd
Dat je ontstaan was, bestaan wou
was niet jouw fout
Naamloos, onschuldig
dood in de Buiksloot
nul dagen oud.
In godsnaam rust zacht
rust zacht zacht zacht zacht
In de naam van je vader
en je moedertje
RUST ZACHT
© Neeltje Maria Min.
Helder, precies en simpel klinkt haar stemgeluid. Dan begint Louis Armstrong te zingen. ‘When you wish upon a star.’ Er klinkt gesnik. Precies zoals gedacht. Ook Paul McCartney doet zijn best. Dan treedt de uitvaartleider naar voren, neemt het kistje voorzichtig in zijn armen, een wit kleed erover. Iedereen staat. De jonge Degenkamp gaat voorop, ontsluit de deuren van de aula. We volgen, het schelle zonlicht in.
De cameravrouw schuifelt achterstevoren voor ons uit. Het is niet ver naar ‘het engelenhoekje,’ waar de dode kindertjes begraven liggen. De jonge Degenkamp neemt het kistje over, laat het aan een touw voorzichtig zakken. Er mag een schepje zand geworpen worden. Van die gelegenheid wordt gretig gebruik gemaakt. Kun je meteen je beertje bijzetten. De mevrouw van de scootmobiel mag eerst. De cameravrouw zit voor het graf geknield. De kleine menigte wordt door het koude oog opgenomen. Ze filmt van links, van rechts, van achter en van voren. Ik wacht met Catharina verstopt achter de heg tot het klaar is. Ik zie de tranen op haar wangen glinsteren. Neel is nergens te bekennen. Als iedereen klaar is met het zand, de cameravrouw de verzameling beertjes voor het nageslacht vereeuwigd heeft en overgaat tot het interviewen van de mevrouw met de scootmobiel, komen we tevoorschijn uit onze hinderlaag. Fritz voegt zich bij ons, en daar is ook Neel weer.
We wandelen over de begraafplaats. Fritz wijst op graven, vertelt verhalen. Bij een omgevallen bloempot merkt Neel op: ‘De doden waren weer onrustig vannacht.’
Dat waren ze. Dat zullen ze vannacht opnieuw zijn.
+