door Ivo Victoria
Toen ik vanmiddag mijn jas wilde aandoen om naar Heerlen te vertrekken, zag ik dat één mouw gescheurd was en de rest van de jas besmeurd was met het soort vocht dat zich verzamelt op vloeren van kroegen waar veel mensen samen drinken en dansen. Toen kwam het allemaal langzaam terug.
F. Starik en ik leunden met onze rug tegen de bar van Café Cox. ‘Dus dan heb je besloten om schrijver te worden,’ zei F. Starik, ‘en het is je gelukt.’ Ik knikte. ‘En dit is wat je ervoor terugkrijgt.’ Ik knikte opnieuw. ‘Dit is het,’ zei ik. ‘We mogen willen wat we willen. Maar dit is het.’ Nu was het F. Starik’s beurt om te knikken. Ik draaide mij om en bestelde: wodka voor hem, bier voor mij. Toen ik onze consumpties in ontvangst had genomen, leunde ik opnieuw met mijn rug tegen de bar en duwde mijn glas tegen dat van F. Starik. ‘Op dit dan.’
Voor ons bevond zich een indrukwekkende hoeveelheid zwetend vlees. Er spatte drank uit glazen, uit monden, uit verhalen voor morgen. Er gleden handen over dijen, ogen over konten, tongen over tongen. Er bleven mensen binnenstromen omdat het niet meer kon, zo vol was het.
Ik sloeg F. Starik op de schouder en dook het zwetende vlees in. Achterin Café Cox werd ik tot stilstand gebracht door het mooiste meisje van het Boekenbal ná 01.22 uur – het uur waarop, volgens mijn sms-inbox, Liefje de Stadsschouwburg verlaten had. Ze bestelde een whisky zonder ijs voor me. Er ontstond een gesprek, zo’n gesprek dat heel bijzonder is op het moment dat het plaats vindt maar waarvan je een dag later alleen nog de ogen van je gesprekspartner herinnert en hoe je erin keek, om het belang te onderstrepen, en hoe zij keek, zwijgend, glimlachend. Daarna kreeg de DJ een helder moment en hij legde ‘Call Me’ van Blondie op. Op dat nummer heb ik naar mijn gevoel een uur lang gedanst met het mooiste meisje van het Boekenbal ná 01.22 uur.
Daarna liepen we terug naar voren, naar de bar waar F. Starik en ik tegen geleund hadden maar we gingen niet leunen, we zochten onze jassen en de mijne lag op de grond, in een hoek en hij was nat. Buiten stapte het mooiste meisje van het Boekenbal ná 01.22 uur in een taxi op de Marnixstraat en ik liep naar het Leidseplein. Ook mijn sjaal was nat. Ik stapte in de taxi, met mijn natte jas aan en mijn natte sjaal om en ik zei waar ik naartoe wilde. De chauffeur zei niets.
(C) Ivo Victoria, over the after-party in café de Smoeshaan, volgend op het Boekenbal
+