I.M. Wladyslaw Czereba
† donderdag 13 december 2007, Vu-Ziekenhuis, Amsterdam
‘Hoe lang zal grote dikke buurman van helemaal beneden nog duren? Een keer kwam ik de grote dikke buurman tegen bij het uitnemen van de post uit mijn postvak. Bij die gelegenheid sprak hij zijn verbazing uit over de hoeveelheid post die er achter mijn luikje zat. Hij krijgt alleen een uitkeringsbriefje en de post van de verzekering. Op een dag kwam hij op een andere motorfiets thuis dan gebruikelijk. ‘Zo, buurman,’ sprak ik vaderlijk, ‘nieuwe brommer?’ Toenmalige benedenbuurman, in zijn kamerjas onderweg naar de grootste krant van Nederland in zijn postvak, giechelde besmuikt.’
Dit kleine fragment is afkomstig uit ‘Mijn kleinste buurman’, een stuk van drieduizend woorden dat in Torpedo 2 werd gepubliceerd. Augustus, september 2007, helemaal niet lang geleden. En nu is die grote dikke buurman van helemaal beneden dood. Boem.
Dat komt zo. Twee weken geleden moet hij des nachts bij drieën rokend op de bank in zijn woonkamer hebben gelegen. Remember darling. Half slapend. Er moet iets zijn gaan schroeien. Uiteindelijk was de slaapkamer nog het minst verbrand. Ik ben achteraf in zijn woning gaan kijken. De onderpot stond er nog. Met de onderpot bedoel ik een platte schaal, waarmee men lekwater uit poreuze bloempotten opvangt. In deze slaapkamer in gebruik als asbak. Er lagen heel veel dun gedraaide shagjes in.
De meeste peukjes lagen erbij alsof ze nooit fatsoenlijk door iemand werden uitgedrukt. Ze waren simpelweg gedoofd, nog tamelijk zorgvuldig verdeeld over het volle oppervlak van de ruim gekozen onderpot, opdat men elkaar niet met het vuur zou besmetten, zo, dat het niet al te erg zou stinken. In de slaapkamer ontbrak een matras. Twee gescheiden eenpersoons bedden, op de ene moet Wlady gelegen hebben, op de andere woonde de asbak.
Achter zijn slaapkamer begint het dak van een parkeergarage, onze tuin, het dak van een parkeergarage. Daar woonde zijn kat, de koning van het dak, met een boerenzakdoek om zijn nek geknoopt. Ik heb hem ooit verteld dat ik zijn kat de koning noem: hij was verbaasd. ‘Die dooie?’ vroeg hij.’Bij mij is het maar een dooie.’ Nu is hij zelf dood. De kat is gered, ze hebben hem met babyshampoo gewassen.
Hij moet de smeulende bank uit de woonkamer naar de badkamer hebben gesleept. Goed plan. Zet je bank onder de douche. Steek met de vuurhaard de rest van je huis in de brand. Sluit de deur van de badkamer. Je wil geen overlast bezorgen. Een paar maanden geleden is al eens iets soortgelijks gebeurd, toen moest de kleinste van eenhoog naar beneden komen om een uit de hand gelopen asbak te helpen doven, een emmer volstond. Dat is toen goed afgelopen. Er is nergens melding van gemaakt.
Ik heb nog met de woningbouwvereniging gebeld, een paar dagen na de brand. Ik heb gevraagd of het misschien mogelijk was dat deze man niet in zijn eigen huis mocht terugkeren, zo er genezing mogelijk bleek, niet hier, niet hier. Ik heb betoogd dat ‘wij, bewoners’ niet in die angst willen leven, dat het weer gebeurt, nou het zal niet meer gebeuren.
De eerste dagen na de brand leek het alsof er geen familie, geen vrienden te traceren waren. Ik belde met het ziekenhuis, we overwogen of men mij tot iets officieels zou benoemen, opdat er informatie kon worden vrijgegeven. Ook al ken je niemand, over je gegevens wordt gewaakt als over een staatsgeheim, want we moeten de privacy respecteren, ook als er niemand voor je is om wat dan ook aan te respecteren.
Wie maar een beetje voor beroemd doorgaat wordt meteen helemaal uitgekleed. Als je zomaar iemand bent, en er belt eindelijk iemand voor je, dan mogen wij ineens niets zeggen. Dus je werkt in een ziekenhuis en een buurman belt om naar het welzijn van een buurman te informeren. Schrikken hoor. Dus je huis is afgebrand en nu ben je bezorgd over de man die daarbij gewond raakte. Rare vraag. Daar heeft de dokter niets van gezegd, dat je zomaar vriendelijk mag zeggen wat er zoal aan mankeert. Wij mogen niks zeggen buurman.
Dit is geheim.
Dat begrijpen de mensen wel, hoor, heus. Voor hetzelfde geld heeft buurman een mes en gaat hij vanavond wraak nemen op de stichter van de brand. Komt hij naar het ziekenhuis en voelt zich bedrogen. Komt zijn geld terughalen, de onschuldige, het slachtoffer, dat zijn huis moest verlaten vanwege een eenvoudige brand. Dat kost allemaal maar geld.
Gisteren hebben ze de stekker er waarschijnlijk uit getrokken. Er zat geen verbetering meer in, buurman had nu al dertien dagen niet meer zelf geademd. Zelf ademen. Je staat er niet bij stil. Maar je doet het, de hele tijd.
Ik heb vanavond de meeste van mijn buren ingelicht. Ik heb een briefje in de gang gehangen, met het weblog-adres erop dat voor de grote dikke is ingeruimd. Je kunt een strookje van het briefje scheuren, om het zelf thuis op te zoeken. Misschien kunnen we samen iets van een bloemetje doen. Of we gaan allemaal de uitvaart bezoeken. We gaan ervoor zorgen dat dit geen eenzame uitvaart wordt.
Dat is het natuurlijk wel.
Een buurman zonder bezoek, of heel af en toe een andere motorrijder. Iemand met een motorfiets, de man met de motorfiets, dat was zijn enige bezoeker, voor zover ik al zijn bezoekers heb gezien. Dit stukje begint met de scène van het postvak en het grapje met de brommer. Met die grapjes is het afgelopen.
+