Cyriel van Rossum schrijft: “Kunst is dingen die niet gemaakt zijn zonder dat ze nodig zijn.
Mooiste kunstwerk: foto van Picasso aan de ontbijttafel waarbij zijn handen zijn vervangen door croissanteske broodjes met vingers. Het belangrijkste kunstwerk: De Verwoeste Stad van Ossip Zadkine, in Rotterdam ook wel ‘Jan Gat’ genoemd.
Tim Donker schrijft: “ik zeg: het kunstwerk dat mij het allergelukkigste gemaakt heeft, was de stem van mijn eerste vriendin.zij heette femke. en haar stem was prachtig. een moje, warme, gloedvolle, troostende stem. elke keer als ik haar stem hoorde -aan de telefoon, als ze binnenkwam en nog een beetje buiten met zich meebracht, als ik soggends wakker werd en in haar reeds opengesperde ogen keek en ze ‘hai’ zei, ‘goedemorgen’ zei, ‘lekker geslapen’ zei- werd ik gelukkig. een stem als een daad. een stem als de stoom die in je badkamer blijft hangen na een warm bad. een stem als een glas goede whisky: die verwarmt immers ook van binnenuit. een stem als een monument. een stem als een kunstwerk. dit is dan ook voor haar, wier stem nog altijd in mijn lichaam staat.”
Maria Barnas schrijft: “Ik zag een witte glimmende ansichtkaart met een klein rond gat erin. Op de achterkant van de kaart stond ‘a hole to see the sky through’. Ik heb niet onmiddellijk de lucht bekeken door de ansichtkaart maar vanaf dat moment niet alleen alle kunst maar alles wat ik tegenkwam door dat gat bekeken, ook als ik de kaart niet bij me had. Een manier van kijken, en kijken zelf, was sinds die kaart belangrijker dan wat ik bekeek. Kunst als gebaar, en niet als loodzwaar onveranderlijk object. De kaart bood geen antwoord maar een mogelijkheid, en vouwde een wereld voor me open.Yoko Ono had de kaart gemaakt.”
kunst is een hoofd
om een hoofd bij neer te leggen
Pom Wolff
Ingmar Heytze schrijft: “Ik werd gelukkig toen ik vier jaar geleden plotseling oog in oog stond met een huiveringwekkend mooi schilderij: ‘Inertia’ van Dennis Teunissen (http://www.kunstinzicht.nl/presentatie/dennisteunissen153.html, ik zag het live in de Janskerk), een verzameling onduidelijke motoronderdelen die met nagenoeg manische precisie was geschilderd. Alles lag alleen zo vreemd door elkaar, dat ik letterlijk niet wist waar ik moest kijken. Ik kreeg het koud, ik kreeg het warm, ik kreeg kippenvel. Het doek bleek gemaakt door de jonge schilder Dennis Teunissen en ik wist meteen dat ik het wilde kopen. Waarom kan ik niet goed uitleggen; het hing eigenlijk al in mijn kamer toen ik het zag. Een vriendelijke dame van de organisatie stelde me voor aan de kunstenaar. Hij kreeg ook kippenvel toen ik het hém probeerde uit te leggen. Ik heb het werk gekocht.“
Britt Versteegen schrijft: “’t Is geen kunst maar maakt mij toch gelukkig: de brandweerkazerne op de Utrechtseweg naar Vleuten. Ik zie ‘m dagelijks en verbaas mij iedere keer dat zo’n lelijk en misplaatst gebouw mij altijd weer vrolijk weet te stemmen (of zou het zijn omdat ik dan bijna thuis ben?)”
“mijn mooiste kunstwerk
een bloedmooie moeder uit Goes
liet opgewekt
geveerd en gepekt
haar borsten los uit haar bloes”
Thomas A. Lebbink
Jascha van Roij schrijft: “Ik was jong en mocht mee met de familie naar ’t Kröller-Müller Museum. De gehele dag was een feest met fietsen, speeltuinen, friet en een heuse karpervijver waar diklijvige vissen om brood smeekten dat ik maar al te graag toediende. In één van de tuinen dichtbij de vaste exposeerruimte van Vincent van Gogh stonden beelden uit de Griekse oudheid. De verhalen had ik op de Vrije School gehoord en beelden zelf erbij verzonnen. Ik keek mijn ogen uit naar het beeld van Penelope. (chick van Odysseus) Dat vond ik zo’n mooi beeld, haar gelaat uit inktzwarte steen dat glom in de zon, veel mooiere contouren dan ik zelf had bedacht op school. De rest van het gezelschap was me kwijt omdat ik bleef staan kijken. Dit beeld maakte mij gelukkig en mijn aandacht voor de kunst vrij.”
Jasper Enklaar schrijft: “Of dit het belangrijkste kunstwerk is dat ik ooit heb gezien, betwijfel ik. Wel een kunstwerk dat me ooit gelukkig maakte en dat me nog steeds gelukkig maakt. Eigenlijk zijn het twee kunstwerken, die ik samen tot één heb gemaakt. De een tastbaar, van glimmend albast. De ander onstoffelijk en in mijn hoofd luid galmend. Het is een zelfgekozen combinatie van beeld en woord. Van mijn beeldhouwende buurman en een dichtende Slauerhoff. De albasten vrouwentorso van Peter Hiep is simpel. Een torso. Maar de vorm en de glans en het licht doorschijnende albast maken het fascinerend en uitnodigend. Een prachtige, complete vrouw, ook al ontbreken hoofd, benen, armen. Voor de nieuwsgierigen: www.galeriestam.com/nl/beeldhouwers/peter_hiep/index.php.Het is een beeld waarbij mij onvermijdelijk de laatste zin te binnen schiet van mijn favoriete gedicht van Slauerhoff: ‘…en jij in een groot gebaar al je gewaden.’ Dat ‘groot gebaar’ als crescendo van zeven regels verlangen:
Morgen rijd ik met bedwelmende bloemen naar je toe. /
Ik wil niet langer wachten, eindelijk weten hoe /
Je bent; de bloemen zullen je verraden. /
Als je liefdeloos bent, zullen ze kwijnen en treuren; /
Als je kwijnt van verlangen, heviger geuren; /
Als je brandt van verlangen, hun knoppen scheuren /
En jij in een groot gebaar al je gewaden. /
Daarom is Slauerhoffs gedicht ‘Morgen rijd ik’ samen met de albasten torso van Peter Hiep mijn mooiste kunstwerk.” Schreef Jasper Enklaar, dus.
Arthur van Dijk schrijft: “Dat is niet zo moeilijk.
Het mooiste kunstwerk is dat monument van gebroken glas gemaakt door Jan Wolkers.
Dat Auschwitz spiegel monument voor de slachtoffers in de 2e wereldoorlog.
Met de tekst ( ik weet de woorden niet meer precies) dat na Auschwitz de hemel nooit meer ongeschonden kan zijn oid. Woorden die nog steeds ontroeren. Een groot kunstenaar.”
steichen
in de winter van 1973.
in de universiteitsbibliotheek van utrecht.
in een fototijdschrift.
een kleine rechtopstaande foto.
in een zwart kader.rechts in beeld de fotograaf.
witte bloes, zwarte broek.
op de witte muur achter hem
een klein verticaal lijstje.
nagetekend in loodkrijt.
verhuisd van klassieke talen
naar de kunstacademie,
op dezelfde gracht.
misschien 63 jaar later.
Titus Nolte.
Dick Jansen schrijft: “Pieter Saenredam, De noordelijke zijbeuk van de Mariakerk in Utrecht, gezien naar het oosten (1651). Saenredam lijkt heel precies de kerken, zowel binnen als buiten getekend en geschilderd te hebben. Maar hij vervormde ze op een onnavolgbaar subtiele manier naar zijn eigen ideaalbeeld. Hij liet veel weg tot de interieurs extreem sober waren. Hij kneedde het perspectief tot hij maximale diepte in zijn schilderijen had, hij nam een lager standpunt in dan de gewone toeschouwer. Op dit schilderij vind ik hem op zijn extreemst: er komt geen ornament, maar ook geen figuur, meer in voor. Het is ook extreem wit, alleen licht en schaduw. Voor mij is het werk van Saenredam, en dit in het bijzonder, een soort rustpunt. Het geeft de suggestie dat er ergens een plek is waar evenwicht is, harmonie. Maar je weet tegelijkertijd dat dat niet klopt. Daarmee wekt Saenredam bij mij een sterk gevoel van melancholie op. Een niet onaangenaam ma
ar intens gevoel van zowel verlangen, onbereikbaarheid als verlies. Het verlies van het geloof in een eeuwig leven, de onbereikbaarheid van rust en evenwicht en het vergeefse verlangen naar het willen vasthouden van intense gevoelens. De weg naar de waardering voor Saenredam werd geplaveid door mijn ontdekking lang geleden van Cisterciënzer kloosters in Frankrijk. Ook daar die rust, helderheid en geraffineerd eenvoud in de architectuur. En het dubbelzinnige verlangen naar een kloosterleven. een gefixeerd leven, zoals in mijn beleving ook schilders Seurat en Signac de wereld als het ware fixeren door zijn pointilisme. Uiteraard is deze fascinatie voor rust, reinheid en regelmaat en de melancholie over een verloren wereld weer terug te brengen op het witte en sobere interieur van het moderne gereformeerde kerkje waar ik als kind elke zondag heen ging en werd ondergedompeld in Het Woord. Later vond ik die sfeer weer terug bij de minimalisten en conceptualisten. En zo lopen er voor mij lange lijnen van melancholie kriskras door de kunst van Saenredam naar Donald Judd en van het evangelie van Johannes (“[…] het woord was god”) naar Lawrence Weiner.”
Schreef Dick Jansen, dus.
Tot zover de oogst van vanavond. Morgen misschien meer.
BLIJF INZENDEN & HOUD HET BEKNOPT EN PRECIES