Harm Hajonides schrijft: “Op een mooie dag leerde ik kijken, nooit werkelijk denken. Denken nauwelijks. Kijken heeft voorrang gekregen (met handen in de broekzakken). Ik zag, zoals ik al eerder vermoedde, dat je moest zien, met nauwlettende blik, die alles ziet en aan alle zien alle mogelijke woorden en eventuele groezelige gedachten bindt.
Het was een foto, een leren bal, van boven, centraal op de foto, een oude lederen bal, redelijk rond maar leeg, dus zonder veel lucht in haar buik, maar ingedeukt was die buik, een duik die een ster was, een lubberige ster met drie slurfige armen, zoals een zeester een beetje, in strips. Maar al met al: met zorg ingedeukt.
In de deuk is water, een deukje plaswater, helder van de ochtenddauw, dat de wolkenhemel weerspiegelt maar dat kan ook niet waar zijn, want ik schrijf vanuit de herinnering. Maar met de weerspiegeling is het mooier omdat de bal dan door de lucht zweeft en de lucht door de bal zweeft. René Magritte doet dat ook. Bij hem gaat ook alles z’n gang, zo zonder onderscheid. Ik houd van zonder onderscheid. Samenkomen zonder onderscheid. Een plof van lucht en bal.
Als je als jonge voetbaljongen in de lucht springt en volkomen precies op het juiste punt in die immense lucht van wolken en windvlagen de vliegende bal met de wreef van de voet raakt gebeurt het wonderbaarlijke van het gelijktijdig samenkomen. Dat is door de jonge sportjongen weliswaar voorbedacht maar op goed geluk geprobeerd. En soms gelukt. De bal en de voet en de lucht hebben de tijd genomen, tikken elkaar aan, knikken kort en slaan alweer een volgende weg in.Beeldend kunst die ‘op het goede geluk’ aanmoedigt en toejuicht. Daarvan ga ik mijmeren, Dat brengt geluk, op goed geluk zodat ik achteraf, bij zinnen gekomen, voor een kort moment ergens nergens ben. Verloren tijd maar soms gelukte tijd dat alleen maar niets om handen had. De foto van de Orozco bal geeft verrukking. Soms doet een beeld dat, dan boort het door alles wat je niet begrijpt tot de kern van het niet begrijpen en doet je iets onweerstaanbaars vermoeden.
Wat ik vermoed weet ik niet eens maar de organisatie, de samenstelling van het beeld heeft de vorm en de ruimte gecreëerd waar het vermoeden tegen bevatten aantikt. Alsof er een, weliswaar onbevattelijke, organisatie achter ons bestaan is. De bal van Orozco stuitert op het vast gelopen vermoeden en brengt dit in beweging. De bal is rond als de aardbol en heeft een waterplasje zoals de aardbol oceanen heeft. Je kunt de bal wegschoppen maar omdat de bal zacht is zal de trap wee zijn, niet vol kracht maar zonder werkelijke weerstand. De trap blijkt doelloos te zijn, de bal rolt, kent geen stuiter, geen weerstand maar wordt willoos geleid naar het laagste punt dat het kan bereiken. Welke intentie mijn trap ook gehad heeft, het smoort in die kleine aardbol, met een nieuwe deuk, met een nieuwe vorm, met een nieuwe oceaan en opnieuw die weerspiegeling van de oneindige wolkenlucht.
Ik kijk op de bal neer en trap nog maar een keer en wandel weer achter de bal aan naar de volgende deuk totdat moeder mij binnenroept in die tijd dat ik tegen ballen trapte. Er is geloof ik geen langzamere tijd geweest dan die wezenloze middagen met een bal op het veldje en het onwerkelijke vermoeden van een ganse wereld vol heroïek. Iedere stap was er een op goed geluk, iedere trap het volgende moment en vreemd verwachtingsvol trokken dagen van eenvoud aan mij voorbij.De bal van Orozco laat mij weer wachten, soms trappen maar telkens weer wachten. Daarom. Ik pleit voor de zachte bal van Orozco boven de harde bal van de wedijver. Ps. in juni heb ik weer eens een tentoonstelling. Het gaat over het Westen en ik doe er een manmoedige poging woord en beeld betekenisloos te maken. Onzinnig.Maar ik kan niet rondom die fotobal drentelen en er met de schoen over heen strelen en wriemelen, ik kan m’n eigen gezicht niet spiegelen in dat waterplasje, ik wordt tegen gehouden en terug geduwd door de fictie van een kunstwerk en ik weet dat als ik naar de achtertuin loop en m’n eigen verslapte bal uit de schuur oppoets, ik mijlenver wegstap van dat balletje op die foto.
Dat ik dus Orozco een hand moet geven en moet toegeven dat hij heeft gewonnen, dat hij eenvoud meteen herkent en dat ik eenvoud door hem herken. Vandaag heb ik een tekeningetje gemaakt van een snel krullijntje links bovenin het vlak, van daaruit een zwierig maar net aan beheerst lijntje naar beneden dat rechts onderaan naar links buigt en aan de linkerzijde van het vel loopt. een recht kort streepje stabiliseert de tekening. ik ben er tevreden over. er is geen touw aan vast te knopen. maar het tekeningetje is waar. de oude leren bal van Orozco is iets meer waar omdat het een gat in de lucht schiet. dat is ook eng, omdat de bal iets onmogelijks doet en het enige wat ik dan kan doen is terug keren naar het fotootje van de bal met een drie- armig -worm -vormige ster d’r in, waarin water geloof ik de lucht weerspiegelt.”
F. Starik schrijft: “Harm, wat een prachtig verhaal. Ik heb me niet eerder gerealiseerd dat het hoog wegtrappen van een bal zoveel geluk geeft, juist omdat je met de bal letterlijk de ruimte in schiet, je vliegt mee op, maakt plots deel uit van een onmetelijk zwerk. Daar, waar het vermoeden tegen het bevatten aantikt. Dankjewel!”