In de film ‘The weather man’ is Nicholas Cage de tragikomische weerman David Spritz, zoon van een succesvol schrijver, een superieure vader, die aan het eind van de film aan kanker zal overlijden.
Zijn moeder vindt in een boek het idee van ‘de levende uitvaart’, een therapeutisch bedoelde bijeenkomst voor haar spoedig te verscheiden echtgenoot, waar vrienden en familie van samenkomen als bij een begrafenis: in gepaste kledij, compleet met toespraken, bloemen, een rij voor de condoléances, met dit verschil: de dode leeft nog.
Hij woont dus zijn eigen uitvaart bij. De mogelijkheid is vaker geopperd, hier wordt het evenement gepresenteerd als een vanzelfsprekend onderdeel van een uiterst bewust doorgemaakt rouwproces, en bovendien als een geaccepteerd ritueel, een volkomen ingeburgerd verschijnsel: niemand kijkt er vreemd van op, er worden in de film door de gasten geen grapjes gemaakt over het ridicule toneelstukje waarin ze figureren als vriend of familielid. In die zin was het idee nieuw, voor mij althans. Ik sluit niet uit dat zoiets in Amerika wel voorkomt, en nu de film ons land bereikt heeft, binnenkort ook in dit theater.
Het is een mogelijkheid, en zodra die aan een groot publiek geopperd wordt, zal dat er gebruik van maken.
Ik weet niet zeker of ik dit een pervers idee vind.
In mijn familie viert men ook de eigen verjaardag niet. Men wordt simpelweg ouder. Men trouwt in stilte, krijgt een paar onopvallende kinderen, is in mindere of meerdere mate ongelukkig en laat zich tenslotte zonder ophef wegbrengen. Wij zijn niet zo van het theater. Wij hoeven niet zo nodig aan sociale conventies te voldoen. We zijn daar te eenzaam voor, er zouden maar een paar mensen komen. Het zou niet erg gezellig worden. De gasten zouden al spoedig wat bedremmeld afscheid nemen en ons achterlaten met de twijfel, of ze het na dit echec überhaupt nog zullen opbrengen naar onze eigenlijke uitvaart te komen, nu wisten we nog niks.
De ijverige weerman heeft enorm zijn best gedaan op een toespraak.
Evenwel, als hij moet spreken valt na één twee zinnen de elektriciteit weg. Consternatie.
Als ruim een half uur later de stroomvoorziening weer op gang is gebracht, wordt zijn toespraak verder vergeten, hij wordt nooit afgemaakt.
De weerman spreekt: “Als ik aan mijn vader denk, denk ik aan Bob Segers Like a rock.”
En dan valt het licht uit. Dat is niet leuk voor de weerman. Hij heeft op de levende uitvaart van zijn vader alleen maar iets over Bob Seger gezegd.
Hij heeft alleen de naam van een foute popzanger genoemd, de titel van een stom nummer dat hij als achttienjarige goed vond. De weerman faalt, de weerman faalt altijd, in de ogen van zijn vader.
In de film komt het allemaal nog goed.
.