In de serie Gedichten Die De Bundel Niet Zullen Halen

vandaag een vers, dat me eigenlijk wel dierbaar is. Ik schreef het vorig jaar voor de lieve boekhandel Demodokos, toendertijd gevestigd onder de rook van d’Aloude Wester, ja, dat zeg je nu eenmaal zo, terwijl ik heel goed weet, dat er geen rook uit deze toren komt.

Het werd in kleine oplage uit loden letters op zo’n zwaar ouderwetsig ogend perkamentpapier gedrukt, alsof het gedicht eigenlijk al drie eeuwen oud is, en juist werd teruggevonden.

Dat is inhoudelijk het voornaamste bezwaar: het gedicht vertelt wat al zoveel vaker werd gezegd. Het is een lief machientje, maar het betekent niks, wordt hooguit gered door het ambigue –sla zacht- in de laatste regel, waar je als vanzelf slaap zacht zult willen lezen, en dan aan boterzachte kropsla moet denken, al danig verlept.

Zondagnacht, het is dan al zes november, wordt het rond de klok (jawel, de klok) van vijf door de onvolprezen Adeline van Lier op de radio voorgelezen, radio nummer 1, aan het einde van haar wekelijkse Nacht Van Het Goede Leven.

Lied, gezongen in de nacht

De klokken in de Westertoren
zij laten ieder half uur horen
hoe tijd verstrijkt: de wijzers
gaan vooruit, en telkens rond
in cirkels, wreedste aller vormen.

De klokken slaan Memento Mori
voor wie leeft, wie achterlaat en
aanstonds eeuwig eender verder gaat.
Helpt ons geluid tegen de dood?

De tijd is triest noch trots, herneemt
zijn loop. Dus wat is de klacht?
Het hele concept van de tijd is gebaseerd
op onze sterfelijkheid. Er is geen hoop.
Geen mens die blijft. Sla zacht.

.

Geplaatst in Log