GEDICHTEN DIE DE BUNDEL NIET ZULLEN HALEN (14)

Dezer dagen verschenen de eerste affiches in de stad: DE DOOD, dat moet je meemaken. Je ziet er een doodshoofd op, een fragment van een oud schilderij, en de raadselachtig bedoelde tekst ‘dat je de dood moet meemaken’. Je moet er geweest zijn om erover te kunnen oordelen. Het affiche is een teaser bedacht door het reclamebureau van het Rijksmuseum, Skipintro, die na het weekeinde wordt bijgeplakt met de mededeling: ‘in het Rijksmuseum’.

Daar kun je namelijk de dood meemaken.

Het Rijksmuseum werkt met kwartaalthema’s, en het winterthema wordt de dood, als afgebeeld op de schilderijen die daar te vinden zijn, juist. Er wordt een podcast aan de bezoekers meegegeven, waarop de heer Starik met zijn fijne stem de schilderijen uitlegt en de route aangeeft die de bezoekers worden geacht door het museum te volgen. Er wordt een parcours met schilderijen aangelegd waarop iemand sterft, het doodshoofd van het affiche in het echt te zien is, alles wat maar met het heikele onderwerp in verband kan worden gebracht. In zaal 2 bijvoorbeeld vinden wij de zorgvuldig geschilderde, naakte lijken van de gebroeders De Witt, met hun bleke billen. Voor dit schilderij hing vroeger een gordijn. De suppoost liet de mannen kijken en sloot het snel als een vrouw naderde.

Nog veel prachtiger is het wonderlijke schilderij van Cornelis van Wieringen, in zaal 1.
De Slag bij Gibraltar. De kanonnen bulderen, het hout versplintert, de hitte is intens en de gewonden kermen en schreeuwen om hulp. De Spanjaarden en Nederlanders zitten midden in één van hun vele gevechten tijdens de tachtigjarige oorlog. En over dat schilderij nu wordt een boek gemaakt, dat in maart zal worden gepresenteerd, en in dat boek zullen, op uitnodiging van het Rijksmuseum, een negental dichters een aan hen toegewezen lijk bezingen, u had dat kunnen weten, u kunt dat allemaal in mijn agenda nalezen.

En u kunt het zaterdag in de Volkskrant zien, wanneer Vrouwkje Tuinman, één van de deelnemende dichters aan het project, haar deze week bijgehouden weblog in de papieren krant publiceert, waarin zij gewag doet van de moeizame totstandkoming van haar vers. De deadline is 15 januari. En niemand is nog klaar met zijn gedicht. Overige deelnemers: Eus Kuiper, Pieter Boskma, Mustafa Stitou, Tonnus Oosterhoff, Jannah Loontjens, Drs P., Neeltje Maria Min, Rien Vroegindeweij en ik ook, men haaste zich derzelve.

Daar gaat het nu niet om. In de inleiding van het boek zal ik proberen de link te leggen met de contemporaine praktijk van de eenzame uitvaart, even anonieme, zij het dikwijls aanzienlijk minder heldhaftige sterfgevallen. In dat inleidende stuk beweer ik bijvoorbeeld dat niemand kan leven in het bewustzijn van de eigen dood. We leven maar alsof we onsterfelijk zijn. Dat moet, dat is gezond. Wie veel met de dood in aanraking komt, zal zich er weinig van voorstellen, zich liever buigen over de formele aspecten van de aangelegenheid dan zich inhoudelijk met de kwestie te bemoeien.

Maar in zijn dromen komt het soms toch boven.

Laatste adem


Die nacht droomde ik dat ik werd doodgeschoten
in mijn eigen huis. Dat was logisch, ik zat al zo lang
thuis, aan mijn tafel. De tafel was mooi opgeruimd,
beter dan ooit tevoren, schoon. Voorwerpen

vrienden, vreemdelingen, ze schoven bij
en zeiden dingen, gingen weer, namen vanzelfsprekend
afscheid met hun loze woorden: dat ook eens mijn
beurt zou komen. Zij werden eerder stuk voor stuk

al overhoop geschoten, allemaal. Het zou niet lang
meer duren, ook mijn tijd was gekomen, zeiden ze.
Ik zat erbij en keek ernaar, ik was niet bang

en had geen spijt, heette welkom
in mijn dromen, zei kom erin, blijf hier
wonen, ik wist dat je zou komen.

+

Geplaatst in Log