LAG OP DE BANK EN ZWEEG

Een dalend cultuurgoed

Vrijdagavond, 9 maart 2007. Er wordt aangebeld, het is buurman met een diepgevroren varkenshaas. Meisje doet open. Mijn vegetarische meisje. Ik kan niet komen, ik heb mijn pyjama al aan, ik lig op haar bank en zwijg. Ik kijk naar een aflevering van Grijpstra & De Gier, RTL 4, een uur of negen. Papa is moe. Een redelijke politieserie, gebaseerd op boeken van Jan-Willem, Willem-Jan van de Wetering, wie herinnert hem zich nog? Jaren zeventig. Politieboeken met een literair randje. Ik herinner me dat mijn vader dol op die boeken was.

In deze aflevering nemen wij u mee naar een donkere straat, waar iemand sterft, op de stoep van een apotheek. Een zwarte man. We zien hem aan zijn einde komen. De politie wordt gewaarschuwd. De stem aan de telefoon zal later de dader blijken te zijn.

Er is sprake van handel in organen. De stervende man mist een nier. Langzaam komen we een schimmige handel op het spoor. We rijden naar de Bijlmer, of een wijk die op de Bijlmer lijkt, we gaan een flat binnen, treffen kamers vol met illegalen aan. Maar ook bezoeken we herenhuizen met witte bejaarden erin die op mysterieuze wijze van hun nierziekte genazen, om onopgehelderde reden van de transplantatiewachtlijst verdwenen. Niemand wil wat zeggen.

Een verse, levende nier levert vijftienduizend euro op: ze hebben de getallen in de serie geactualiseerd. We zien een slordig gehechte wond op de plek waar wij onze nieren ongeveer vermoeden. Je kunt jezelf in onderdelen verkopen: zo ben je nog aardig wat waard. Jammer van dat ene hart, anders kon je het andere deel ook nog te gelde maken. De dingen waar je er twee van hebt, waar één wel voldoende zou wezen. Armen, benen. Even later wordt hij al begraven.

Het slachtoffer krijgt een eenzame uitvaart. Hier moet het scenario aan de nieuwe tijd zijn aangepast. Op de begrafenis verschijnen de rechercheurs, naamgevers aan de serie, alsmede vier dragers, de uitvaartleider, zij brengen de eenvoudige blankhouten kist met een enkel bloemstuk erop naar zijn bestemming. De uitvaartleider geeft het woord aan de stadsdichter.
De stadsdichter zegt een slecht rijm op.

Ondertussen roep ik buurman bedankt, blij dat hij geen beertjesleverworst van twee kilo heeft meegebracht, maar een varkenshaas. Dat leg ik u later nog wel een keer uit, het grapje over de beertjesleverworst. ‘Jezus,’ zeg ik, als meisje de kamer weer binnenkomt, ‘dat heb je gemist. Dat stond vast nog niet in het oorspronkelijke boek. Ze hadden een dichter! Nu ja, een acteur die een dichter nadeed. Wat een stom gedicht! Maar! De eenzame uitvaart is cultuureigen geworden, de dichter hoort erbij. RTL4! Vrijdagavond! Prime Time! Potverdikkie.’

Zoiets is er dan toch wel bereikt.
Op een malle manier ben ik trots. Dat is kunst mevrouw.
Dat is kunst die echt bestaat. Een maatschappelijke werkelijkheid. Een dalend cultuurgoed.
Kunst, die mij gelukkig maakt.

Morgen, als ik klaar ben met oefenen met Naar Tevredenheid (komt allen naar De Kleine Komedie in Amsterdam op zondagavond 18 maart , dan kunt u mij heel even zien zingen) wou ik de tentoonstelling van Joost Conijn in Rotterdam bezoeken. Kunst, die mij gelukkig maakt.

+

Geplaatst in Log