GEDICHTEN DIE DE BUNDEL NIET GEHAALD HEBBEN (26)

SLOT

Hier is de laatste aflevering van de serie GEDICHTEN DIE DE BUNDEL NIET GEHAALD HEBBEN, oorspronkelijk genoemd GEDICHTEN DIE DE BUNDEL NIET ZULLEN HALEN.

Aan alle goede dingen moet een einde komen. Afgelopen nacht, Koninginnenacht, las de presentator het eerder hier gepubliceerde – laagste lied – voor. In de nacht van zondag 6 op maandag 7 mei besluit Adeline van Lier in haar wekelijkse uitzending van De Nacht Van Het Goede Leven – meestal rond de klok van vijf – de reeks gedichten die op radio 1 door haar werden voorgelezen, aan het einde van de zondagnacht, in de vroege maandagmorgen, met Landgoed. Ik heb het zelf zelden gehoord. Prettige mensen slapen dan.

Soms, als ik vermoed dat ik niet kan slapen, denk ik dat het mij rustig maakt, als de radio aanstaat. De mensen kletsen wel. Laat maar kletsen. Speelt de radio voor mij, waardoor ik telkens wakker schrik. En ook weer slapen kan. Heel soms hoorde ik, via via, dat iemand van iemand gehoord had dat ik ‘s nachts nog op de radio was, of dat mijn naam genoemd werd, zoiets. Misschien dat de bouwvakkers van Brabant al wakker zijn om naar het luie Amsterdam te reizen. Maar die bouwvakkers komen nooit bij mij.

26 weken lang, precies een half jaar dus, las Adeline van Lier zo’n gedicht voor dat de bundel niet zou halen. Ik vond dat fijn. Dat is allemaal publiciteit nietwaar. Ik word uitgezonden, dus ik besta, zij het op onmogelijke tijden.

Onmogelijke tijden, misschien zijn dat de mijne wel.

Aan al het goede komt een einde. De bundel is af, sommige van de dingen die eerder werden uitgezonden hebben de bundel alsnog gehaald, omdat ze voor uitzending zolang werden opgeknapt tot het ineens bijna goed was. De meeste dingen haalden het niet, en gingen tenonder in het waarschijnlijk tot het eind der tijden opvraagbaar blijvend archief van uitzendingen, weblogs, hyperlinks.

Nu goed, we besluiten deze serie met dit laatste vers, dat ik eigenlijk vergeten was.
Volgende week, dus in de nacht van 13 op 14 mei, zal ik zo lang mogelijk tot gast zijn in ‘de Nacht Van Het Goede Leven.’ Dan hebben we het eindelijk over de gedichten die de bundel wel gehaald hebben.

Landgoed vertelt van een dag in Den Haag op een vervallen landgoed doorgebracht, Ockenstein of Ockelenburg heet het geloof ik, iedere Hagenaar zal mij kunnen verbeteren: een uitgestrekt park, er staat een verwaarloosd, imponerend bedoeld bouwwerk, met een monstrueuze jaren zestig aanbouw in de vorm van een jeugdherberg, rijp voor de sloop, hekken erom, ruiten ingegooid, het dak lekt hard.

Er speelde, op locatie, een theatergroep, waarvan ik iemand kende van een ander theater, mijn meisje had een week eerder bij ‘Dichter aan huis’ uit andere bron van deze bijzondere plaats gehoord, ze zochten er een bestemming voor, zeiden ze, en zo geraakt men al snel tot de aandrang zich een bestemming te wanen, hoe zeg je dat netjes: je gaat eens kijken of het wat zou wezen. Het was veel en veel te groot. Een plek die je doet afvragen: zou ik mijn leven aan een gebouw willen geven. Het lukte niet, er echt een droom van te maken: hoe idyllisch een en ander ook oogde, de uitgestrekte velden om het romantisch behagen willende huis, er zal wel nevel hebben gehangen, over de velden.

Misschien was het koud, toen we daar waren: de hondenuitlaters met hun veel te grote exemplaren oogden nors, zeg maar kwaad. Als je mij nog 1 tel langer aankijkt sla ik je dood. Prettige mensen liepen er niet. Prettige mensen. Ik was er niet op mijn gemak. Ik zou er altijd bang zijn.

Landgoed

Op een dag zou hij een vreemde stad bewonen,
een nieuwe stad waar ieder stratenplan
hem even ondoorgrondelijk voorkwam
een stad waar hij nooit thuis zou komen.

Een stad met een park en een stadsvilla
met uitzicht op twee koeien in een grazig glooien,
wandelaars met blaffende honden tegen
eens per uur de stoet van een begrafenis.

Hij dacht zich daar een heer, achter de kasteelfaçade
jeugdherbergvader, onder het systeemplafond
zwoegend aan een of andere prestatie. De prestatie
veeleer in het denken aan dan in het uitvoeren van,

glurend naar een mistig buiten, eens per uur
zenuwachtige paarden met oogkleppen op,
verdwaalde wandelaar, wie wil er nu een hond
waar hij zelf bang voor is?

+

Geplaatst in Log