Dimitrijs Savina, 5 maart 1974 Cesis, Letland † 25 februari 2008, Amsterdam
Begraafplaats De Nieuwe Ooster, dinsdag 4 maart 2008, 10.30 uur.
Dichter van dienst: Neeltje Maria Min
Dimitrijs Savina, zonder vaste woon- of verblijfplaats, is bevonden in een bootje aan de Haarlemmerweg, tegenover nummer 1075, om half drie ’s middags. Zijn familie woont in Letland, er is contact geweest met de Ambassade. In eerste instantie zoekt de politie via Interpol naar familie in Ierland: bij een eerder verhoor heeft de overledene aangeven dat er familie in Dublin woonde. Ouders, ex-vrouw en zoon zijn op de hoogte gebracht van zijn overlijden. Ze komen niet naar Nederland voor de uitvaart, maar verzoeken om crematie. De as gaat te zijner tijd terug naar Letland, via de Ambassade.
Neeltje vraagt om meer informatie: wat is de doodsoorzaak? Door wie is hij gevonden? Hij was dus al bekend bij de politie? Ik bel met Van Bokhoven. Die weet dat meneer ‘wel wat problemen had met alcohol,’ dat de doodsoorzaak ‘natuurlijk’ wordt genoemd, dat hij eerder al eens is aangehouden, hoogstwaarschijnlijk als gevolg van diezelfde problemen met alcohol, dat een voorbijganger de politie heeft verwittigd dat er iemand in dat bootje lag, waarop de politie niet veel later vaststelde dat de man inderdaad was overleden.
Dinsdag. Buienradar is optimistischer dan de weerman gisteren was over mijn kans om De Nieuwe Ooster droog te halen, ik besluit het erop te wagen, op mijn glanzend nieuwe rijwiel. Prudent en behoedzaam fiets ik van West naar Oost, ruim binnen de tijd. Ik neem plaats op een bankje in de zon. Dan zie ik Neel aan komen lopen. Ze moet straks door naar de crematie van Jan Eijkelboom. Jammer, dat wij vanmorgen ook al een crematie hebben, wij vinden begraven mooier, we houden van het loopje naar het graf. En Neel zou de afwisseling op prijs gesteld hebben. Ik bestudeer het grind waarop we staan, zie een borrelnootje liggen, wijs Neel op het borrelnootje, raap het op. Het is geen borrelnootje maar een kiezelsteentje in de vorm van een borrelnootje. Ik geef het borrelnootje aan het grind terug. De uitvaartleider wenkt ons, met gespreide armen, vanuit de verte. We naderen elkander. ‘Ik hoop dat van Bokhoven nog komt, daar is het wachten op’ merk ik op, maar die heeft de uitvaartleider al gesignaleerd. We kunnen naar binnen. De kleine aula. De lente van Vivaldi klinkt op. Meteorologisch juist. Dan stapt Neel naar voren. Hoe zacht de muziek klonk, zo luid klinkt haar stem. De microfoon is voluit aangezet.
Zo vrij als een vis in de lucht
Iemand wou vrij zijn,
ontsloeg zijn familie
en zwaaide zich uit.
Manmoedig op weg naar
de dood in een bootje.
Iemand wou vrij zijn,
rennend of kruipend,
drinkend of denkend.
Onstuitbaar op weg naar
de dood in een bootje.
Op de vlucht voor geluk,
op weg naar de dood in een bootje,
werd iemand die vrij wou zijn
zo vrij als een vis in de lucht.
Dimitrijs Savina,
morgen je lege verjaardag,
geen muziek, geen bezoek.
Verregende verlanglijstjes
dekken je toe.
© Neeltje Maria Min, 4 maart 2008
We zijn allemaal heel stil. We zitten het tweede muziekstuk uit, dat door de uitvaartleider achteraf wordt aangeduid als ‘Mozart.’ Onder het derde muziekstuk, een fijn rustige piano, aangeduid als Lied ohne Worte, komt de uitvaartleider naar voren, buigt voor de kist en verlaat de aula. Hij laat de deur uitnodigend voor ons openstaan, wij verroeren ons nog altijd niet. We horen de uitvaartleider rommelen in de koffiekamer. Als de muziek is uitgeklonken staat Van Bokhoven op, wij volgen. Van Bokhoven buigt voor de dode, de arme Dimitrijs, Neel neemt afscheid met een hoofdknik. Ik leg even mijn hand op de koele kist. Staand drinken we koffie. Het was een mooi gedicht, zegt de uitvaartleider. Neel pakt de envelop met harde kaft waarin zij haar gedicht heeft opgeborgen. Het handgeschreven gedicht is driemaal gekopieerd, er is precies voor iedereen een exemplaar. We kijken allemaal naar het papier in onze handen. Nemen dan afscheid van Neel, die verder moet, nemen afscheid van de uitvaartleider. Van Bokhoven heeft zich een bezoek aan het Uitvaartmuseum voorgenomen, dat sinds kort op De Nieuwe Ooster te bezichtigen valt. Ik besluit hem te vergezellen. We worden verwacht. Van Bokhoven wil toch graag een toegangskaartje kopen. Dat moet, vindt hij. Hij koopt voor ons allebei een toegangsbiljet. Ik koop dan maar een souvenir: een piepklein houten doodskistje, dat als sleutelhanger kan dienen. ‘Het voordeel van een houten sleutelhanger is, dat die blijft drijven, als je sleutel in het water valt,’ vindt onze gids door het Museum. Ik zal voortaan een kist met mijn sleutels meedragen. Ik zal blijven drijven, als ik in het water val.
+