Rijkert A. E. , geboren 29 juli 1952, Amsterdam, gevonden door de politie wijkbureau Houtmankade op 9 mei 2005 in zijn woning in de Staatsliedenbuurt te Amsterdam.
Hij wordt begraven op begraafplaats Vredenhof op dinsdag 24 mei 2005, om 10 uur.
Dichter van dienst: Anneke Brassinga
De heer E. genoot een WAO-uitkering. Hij werd op een matras die op de grond in zijn woning lag aangetroffen. Hij is een natuurlijke dood gestorven. Hij heeft ongeveer drie maanden dood in zijn woning op de tweede etage gelegen. De woning wordt omschreven als een somber, donker hol. Alles bruin: de muren, de bank met vette armleuningen. Alles vies.
Rijkert A. E. was ongehuwd, geen kinderen bekend. Zijn vader overleed in 1986, zijn moeder leeft nog, evenals drie zusters en een broer. Dan is er nog een halfzus uit een eerder huwelijk van zijn moeder. Zij hebben al twintig jaar geen enkel contact meer met elkaar. Moeder, broer en zusters laten eensgezind weten niet naar de uitvaart te zullen komen. Er is geen testament en geen nalatenschap. De woning zal door de woningbouwvereniging worden ontruimd.
Vredenhof. Miezerige morgen. Buiten wacht Pieter Verbeek. Een ook de uitvaartleider. Anneke Brassinga komt aangetrippeld. Precies tien uur. Ze heeft het laatste stukje, naar eigen zeggen, moeten draven. Mooie stem, precieus. We luisteren naar de herfst, we luisteren naar het duet uit de Parelvissers. Haar gedicht:
De slapende
voor Rijkert A. E.
Je bent door eigen bloed in twintig jaar niet
meer gezien. Wie kan het navertellen, hoe
sommigen van ons zich door het leven slepen?
Het was een somber, donker hol waar men je vond,
na maanden, je lag gevloerd, dat ongeveer is
wat wij weten – en bruin was alles om je heen.
Hoe sluipt de dood in bij een eenzaam man?
Als kille mist, als lonkend vergezicht vol pracht?
Als een moeras, waarin je wegzonk op je matras?
Toen jij ter wereld kwam vanuit datzelfde niets
waar je nu bent, heeft men je goud en geluk
toegedacht – waarom anders zou je Rijkert heten.
Maar alles doet vermoeden dat het je arm en krank
te moede is geweest; een leven breekt soms
lang voordat het zich kostbaar kan gaan weten.
Wat kunnen wij meer doen dan stilstaan hier, om
jou wat woorden mee te geven: “Het is gezien,
het is niet onopgemerkt gebleven.”
© Anneke Brassinga, 24 mei 2005
Bij het derde muziekstuk, Andrea Bocelli, in duet met een anonieme zangeres, time tot say goodbye, spreekt de uitvaartleider, de grijze, een woord. Dat het, zoals Bocelli zingt, tijd is om afscheid te nemen. Dat hij vanuit zijn levensovertuiging kan zeggen: moge de engelen je begeleiden. Bij het graf duurt de minuut stilte precies zestien tellen. Weer spreekt de uitvaartleider. Rijkert, goede reis. We weten niets van jou maar hopen dat je je bestemming en je rust hier hebt gevonden. We werpen een schepje zand. We krijgen één kopje koffie en een tweede aangeboden, hoewel die niet is berekend, maar niemand hoeft een tweede kopje. Even later staan we rokend buiten. Miezerige morgen.