EENZAME UITVAART NUMMER 41

Begraafplaats St Barbara, woensdag 1 juni 2005, 9.30 uur.

I.M. Michael N.

Dichter van dienst F. Starik.

Maandagochtend. Tegen negenen gaat de telefoon. Pieter Verbeek. Hij verzorgt sinds het vertrek van Ger Fritz de aanmeldingen van de eenzaam overledenen. Pieter Verbeek, een joviale vijftiger, een snor zoals je die in dit soort vakgebieden vaker tegenkomt. Maar dat kun je door de telefoon allemaal niet zien. Hij vertelt over Michael N. De man heeft van de politie een voornaam, maar geen achternaam meegekregen op zijn laatste reis. Verbeek vertelt dat vrienden van de man overtuigd zijn dat hij afkomstig uit de Oekraïne. Hij was dus niet alleen, toen hij werd gevonden. Er is sprake van een niet-natuurlijke doodsoorzaak.
Wie in 1976 werd geboren, sterft niet van ouderdom. Het kan een ongeluk zijn, een overdosis. Geen misdrijf. Hij werd niet overhoop gestoken of geschoten. Zoveel mag ik weten. Ik bel met de politie. De politie kende hem immers al. Maar de politie zwijgt. Daar is men gauw met mij klaar. Ik besluit de man zelf te bezingen. De uitvaart, woensdag aanstaande, is te nabij om een andere dichter in te schakelen. Later die middag belt Verbeek opnieuw, met nog kariger gegevens, om voor aanstaande donderdag nog een uitvaart op te geven. Ik bel een rondje dichters af. Eerst het vaste toestel, daarna mobiel. Ik tref Hagar Peeters bij de bakker.

Woensdagochtend. Starik staat klaar voor vertrek. Verbeek belt, dat het niet gaat lukken vandaag. Hij bedoelt daarmee, dat er niemand van de Dienst aanwezig zal zijn. En of ik het gedicht naar de postbus op kan sturen. De Dienst gaat verhuizen van Kabelweg naar IJsbaanpad. En een postbus, dat is handig, die hoeft niet mee te verhuizen. Ik ga benieuwd zijn naar de vrienden. Daar ga ik. Ik heb een cd in de binnenzak. Ik zal vandaag proberen of het lukt dat ik de muziek mag kiezen. Mijn voorstel: Goran Bregovicz. Moondog jr. ‘Shall I let this good man in’. En tenslotte Apocalyptica, vier cellisten die met veel pathos de hit ‘Nothing else matters’ op hun grote violen zagen.

Als ik op de begraafplaats arriveer, staat de grote oude drager Jan nog aan de poort. De lijkwagen is dus nog niet aangekomen. De uitvaartleidster, nooit eerder gezien, stelt zich voor. Degenkamp veegt de pulletjes van de bomen de aula uit. Ik overhandig hem de cd.
Goed, hij zal de aanwijzingen opvolgen. Goran Bregovicz mag het spits afbijten. Later in de koffiekamer vertelt Jan dat de muziek hem ouderwets over de ruggengraat had gekropen.
De dragers en de uitvaartleidster zitten achterin de zaal. Ik ben de enige bezoeker. Geen spoor van vrienden.

I.M. Michael N.

Michael N., geboren in 1976, waarschijnlijk afkomstig uit de Oekraïne.
Hij leidde een zwervend bestaan. Michael werd gevonden op 16 mei 2005
om 19.20 uur, op het Rembrandtplein in Amsterdam.

Ik geef je een vader, kromgeschoffeld
aan altijd weer tegenvallende oogsten
van een weerbarstig land, een bittere man,
dikwijls dronken, ik geef je zijn eeltige,
zijn harde, harde hand.

Ik geef je een kleine stevige moeder
gewikkeld in donkere doeken, starend
over de toendra, ik geef je haar eeuwig
weeklagen, de klachten over de hitte,
de droogte, de winter, de koude, je vader.

Ik geef je een maaltijd, een stevige soep
van overgehouden aardappelen, van wortels
en knollen, van lang gekookte kool. Moeder
snijdt het brood. Het brood is oud. En vader
hij drinkt weer. Zijn soep wordt koud.

Ik laat je verhuizen naar een troosteloze
buitenwijk, een stad van haveloze flatgebouwen,
op lawaaierige trappen tussen overbevolkte
kamers de zelfde zware geur van soep, kool
of riool, je ruikt geen verschil.

Ik geef je een straat, auto’s op de stoep
rijp voor de sloop. Leeggelopen banden.
En ik geef je het verlangen dat uit rijden wil.
Weg van hier. Nooit meer goedkoop.
Ik geef je vrij reizen. Ik zal je ontsnappen.

Ik geef je een stad van vrijheid en voorspoed.
Ik geef je een plein, waar de welvaart bestaat uit
deur na deur een kroeg, de hel van peepshows,
disco’s, herrie, fastfood, gokpaleizen.
Ik geef je een eind en het eind komt te vroeg.

woensdag 1 juni, 9.30 uur, begraafplaats St. Barbara, Amsterdam.
© F.Starik

Rust zacht, Michael, zegt de dichter, en buigt voor de eenzame dode. Neemt weer moederziel alleen plaats in de lege aula, helemaal vooraan. Klapt zijn brilletje dicht en vouwt hem in de brillenkoker. Moondog jr. klinkt op. Iets te hard zet het orgeltje in. Ik heb jarenlang gedacht dat ik dit nummer graag op mijn eigen uitvaart zou willen laten horen.
‘You see I could never understand how to get out of that cell. Please don’t send me back te hell’.
Dat is de laatste zin. Die zin blijft in de stilte hangen. Een van de dragers hoest. Dan beginnen de grote violen te zagen. Na twee minuten draai ik me om teneinde de uitvaartleidster het teken te geven dat we kunnen beginnen met gaan. Even later stappen de dragers naar voren. Tegen de tijd dat het nummer te lang gaat duren, staan we buiten in het schetterende zonnelicht. De uitvaartleidster met Degenkamp voor de stoet uit, de dragers langszij de baar, en Starik moederziel erachteraan. We verzamelen ons om het graf. Er wordt gezwegen. Hoopvol kijkt Degenkamp de uitvaartleidster aan. Dan spreekt ze de formule van het vertrouwen en de aarde. Daar gaat hij, één steek diep. Ik werp een schepje zand. Eén schepje. Het is volbracht.

Die blijft bij mij, zegt Degenkamp vaderlijk. We slenteren terug naar de koffiekamer. Hoe vonden jullie de muziek? informeert Starik. Mooi. Die violen hadden nog best langer mogen duren, vindt men. Moondog moeilijk. Bregovicz weer goed. Schrijft u die gedichten nu helemaal zelf? wil de uitvaartleidster weten. Degenkamp stelt voor de cd achter te laten. Morgen immers weer een eenzame uitvaart. Dan kan die weer te pas komen. Ik denk dat ik een klinkende muzikale overwinning heb behaald. Jan vraagt waarom ik Michael -N. – noemde en niet – A.- van Anoniem. Ik leg het uit. Hij was anders al aardig adellijk geworden in de koeling, spreekt Jan dan waarderend. Degenkamp merkt op, dat hij de gedichten die bij eenzame uitvaarten worden gesproken, verzamelt. In zijn muziekhokje, achter de spiegelruit, kan hij de tekst niet goed verstaan. Hoe verzin je het toch elke keer weer, schudt hij waarderend, de tekst langzaam proevend.
Tot morgen, zwaaien we. Tot morgen.

Geplaatst in Eenzame Uitvaart