Man, N.N., leeftijd onbekend
Dichter van dienst: Hagar Peeters.
Man, op 19 april 2005 dood gevonden op de Oude Turfmarkt op een bouwplaats in een lift.
Door de politie – na onderzoek door de schouwarts – bij de Sociale Dienst als N.N. aangemeld en later weer teruggehaald. Ook dit vervolgonderzoek heeft geen aanknopingspunten opgeleverd. Hij wordt nu toch, zonder naam, één steek diep begraven.
Donderdagochtend. Ik heb mijn zoon naar school gebracht. Uit voorzorg het begrafenispak nog even in de kast laten hangen. De straat is nog nat. De lucht is grijs en vochtig.
Terug thuis kleding verwisselen. Hagar Peeters belt. Heeft zich verslapen. Voor de bus die zij in haar gedachten had is het al te laat. Als ze nu begint met keihard fietsen, zou het misschien net gaan. Of net niet. We besluiten het risico niet te nemen. Halverwege de uitvaart hijgend binnen komen rennen staat zo slordig. Nu heeft ze haar gedicht gelukkig gisteren al gemaild.
Ik print het tweemaal uit, en terwijl ik mijn veters strik, zie ik, dat ik in mijn voordracht waar eens vrouw stond man zal moeten zeggen. Ik steek mijn eenzame uitvaart-cd in de binnenzak en ga. Als ik aan kom fietsen, klingelt het klokje in de toren al. Tien voor half tien. Voor de Dienst is Johan Kembel gekomen. We hebben elkaar één keer eerder ontmoet, bij het afscheid van Fritz. Toen viel mij op hoe diep en diep zwart hij van kleur was, vandaag, in het grijze ochtendlicht, veel minder. Ook zie ik het begin van grijs in zijn haar. We schudden handen.
De uitvaartleidster, een kordate vrouw, heb ik nooit eerder ontmoet. Maar ze weet dat er een dichter zal komen. Degenkamp vraagt of ik weer muziek heb meegenomen. Dat heb ik. Spreekt nog eens waarderend over de grote violen van gisteren. Als opening kies ik een ander stuk van Bregovicz. Dan sta ik op en vergeet niet, mezelf te veranderen in een man:
Bij de eenzame uitvaart van een in een liftschacht aangetroffen man, leeftijd en identiteit onbekend en begraven op begraafplaats Sint Barbara in Amsterdam op 2 juni 2005.
Eén steek diep
Eén steek diep is het graf
van wie nog opgegraven kan worden
alsof de feiten nog niet voldongen zijn,
de dood zijn beslag nog niet heeft gehad
zoals bij deze man. Meer weten we niet
van hem, die ons gezicht nooit heeft gezien.
Een vreemde vrouw staat aan zijn graf
van één steek diep.
Hoe kon hij bij leven al zo in de steek gelaten zijn,
zo in een steek die dieper dan een ravijn is
waarin het donker is en koud
en levenslang alleen
dat niemand bij zijn begrafenis aanwezig was.
Hij werd gevonden in een liftschacht
op de Oude Turfmarkt. Daar was hij bezig
in het luchtledige te hangen,
misschien weifelde hij nog
welke kant hij op wou gaan.
Er is voor hem gekozen;
hij ging omlaag
en misschien ook omhoog.
Ook dat weten we niet.
Ooit, als de feiten omtrent zijn
identiteit bekend zijn,
kan hij uit de steek worden opgevist
waarin hij heel zijn leven al
begraven lag
om dieper te worden weggestopt,
onttrokken aan het oog
van wie hem toch nooit zag.
Rust zacht lieve man,
wie je ook was.
© Hagar Peeters
Als tweede stuk heb ik gekozen voor The Nits: Clouds in the sky. ‘When I close my eyes, I see your face. ( ) I don’t want to fall, I just want to fly. Back to you. And I know you’ll live on, in this world whem I’m gone. Clouds in the sky…’
Op de ijle doedelzak van The Scottisch Military Drums and Pipes, met het onverslaanbare ‘Amazing Grace’, waar je per ongeluk toch Mieke Telkamp in gedachten bij hoort zingen, waarheen, waarvoor, marcheren we achter de kist aan, de vochtige morgen in. Gisteren nog, in de milde zon, viel de herfstigheid van de begraafplaats niet op: nu zie je overal afgevallen blaadjes op de graven liggen. Degenkamp rept van een late nachtvorst. Kembel kondigt onder voorbehoud alvast eenzame uitvaart nummer 43 aan. Alweer iemand uit de Staatsliedenbuurt. We verwonderen ons over de gezellige reputatie van mijn buurtschap, waar men traditioneel enige sociale samenhang zou veronderstellen.
Dan zijn we bij het graf. We staan stil bij het geurig dennegroen. De uitvaartleidster spreekt de formule van het vertrouwen in de aarde uit. Kembel schept zand, ik volg. In de koffiekamer wijst de uitvaartleidster de dragers terecht, die elkaar alvast aan koffie helpen. Gasten eerst, weet ze. Dat zijn wij, Johan Kembel en ik. Wij mogen eerst. De vierde drager mag lang op zijn koffie wachten.
© F. Starik, 2 juni 2005