woensdag 15 juni 2005, begraafplaats St. Barbara, 15 uur.
dichter van dienst: Tsead Bruinja.
I.M. Karl G., geboren 28 -1 -1933, in Bremen (D). Door de regiopolitie in zijn woning aan de Pieter Nieuwlandstraat in Amsterdam gevonden op 18 mei 2005. Hoe lang hij in de woning heeft gelegen is niet bekendgemaakt. Het duurde lang voor het stoffelijk overschot door de politie is vrijgegeven. Karl woonde sinds 1966 in Amsterdam.
In zijn woning werden geen aanknopingspunten gevonden van bekenden, vrienden of familieleden. Hij genoot een pensioen. Bovendien is bekend, dat hij eens per maand naar Duitsland reisde om daar geld van een rekening te halen.
Warme woensdagmiddag. De beloofde prachtige dag blijkt te gaan om een drukkend bewolkte warmte. Als ik de begraafplaats opdraai, is de wagen juist gearriveerd, bescheiden klingelt het klokje in de het torentje van de aula. Er staan drie mensen van de Dienst, Ton, die we al eerder ontmoetten, in gezelschap van twee medewerkers. Degenkamp vraagt of Starik weer muziek heeft meegenomen. Dat heeft hij. Daar komt ook dichter van dienst Tsead Bruinja aangefietst. Er wordt opgewekt gespeculeerd over het waarom van de Duitser in Amsterdam, sinds 1966. Keurige woning overigens. Heel schoon erg opgeruimd. Complimenten van de Dienst.
We gaan de aula binnen. Degenkamp wijst zorgelijk op zich verder samenpakkende wolken. We willen geen nat pak. Johnny Cash zingt: ‘we are one but we are not the same. We got to carry each other. Carry each other.’One. Het gaat maar net goed, de cd vertoont een begin van een hapering. Tsead stapt naar voren leest zijn gedicht in een heerlijk zangerig Fries, en laat de vertaling in het Nederlands erop volgen. Voor het gemak van de lezer van de weblog laten we het Friestalig origineel hieronder weg, u kunt dat toch niet horen.
gevonden met het stof op je open ogen
legde ik mezelf naast je neer
en op de harde vloer
staarde naar de droge straat tussen zware oogleden
moe water in een smalle vaart
zware oogleden
een lucht die betrekt
moe water in een smalle straat
wat vond je hier dat je thuisbracht
wat voor geld
wat voor wisselgeld dat ons in de handen gedrukt
een tel ligt voordat het over de grond
rolt
gestrooid zand
gestrooid zout op een ei
met een wild rood geel
moe water in een smalle straat
waardoor wij voor centen komen
brengen en natte voeten halen
onszelf op sleeptouw door uitgestorven straten
eerst vlug als water
dan moe als een made
honden die door de stok van de tijd
terug het hok ingedreven worden
thuis misschien een vinger laten lopen
over een piano
over een gitaar
Tsead Bruinja
Het gedicht wordt gevolgd door een fijn stukje droevige blaasmuziek. Daarna mag chansonnière Barbara ons naar de uitgang begeleiden met ‘Quand ceux qui vont’. Tranquille…tranquille. We houden het droog. De uitvaartleider neemt het woord, staande aan het graf Ik weet niet of je gelovig was, spreekt hij de overledene toe, maar mogen de engelen je begeleiden, als je daarvoor hebt gebeden, en mag je de rust vinden waarnaar je hebt gezocht. Toen je werd geboren, zullen er ongetwijfeld blijde gezichten zich over je heen hebben gebogen. Vandaag nemen wij, die je niet hebben gekend, als enigen afscheid van jou. Ik weet niet wat er onderweg met je gebeurd is, maar ik hoop dat je nu je bestemming zult vinden. Dan gaan wij nu een kopje koffie drinken.
Hij gaat ons voor naar de aula. We verzuimen ons schepje zand te werpen. Degenkamp zelf schenkt koffie in. Meneer Starik, zegt hij, ik vond de muziek niet zo heel mooi gekozen. Gelukkig hebt u van gedichten schrijven meer verstand. Hij slaat me op mijn schouder. Volgende keer mag hij de muziek weer zelf uitkiezen.