Siegfried Eugène Smalheuvel
Dinsdag 4 oktober 2005, 14 uur, begraafplaats St. Barbara
Dichter van dienst: Ilse Starkenburg
De heer Smalheuvel werd geboren op 30 mei 1949 op Curacao, vader werd geboren in Paramaribo, moeder afkomstig uit Curacao. Beide ouders zijn inmiddels overleden. Verder geen familie bekend, nooit getrouwd geweest. Siegfried kwam in 1970 uit Suriname naar Nederland. Hij werd op 21 september door de politie in zijn woning in Amsterdam-Noord gevonden. Zijn laatst geopende post dateert van 24 augustus. De politie vermoedt dat hij een paar weken dood in zijn woning heeft gelegen.
Hij stond bekend als ‘een druktemaker’.
Zijn woning wordt omschreven als ‘zeer kaal’. De heer Smalheuvel genoot een uitkering van de Sociale Dienst. En dinsdag wordt hij dus begraven op St. Barbara. In de loop van de week stuurt dichter van dienst Ilse Starkenburg een zevental versies van een langzaam groeiend vers, tot de dag gekomen is dat zij haar debuut als uitvaartdichter maakt, in een heldere zonneschijn, die men voor een zomerdag kon houden, als de zon niet zo duidelijk al zoveel kracht verloren had.
Als ik om tien voor twee aan kom rijden, staat de lijkwagen er al. Aanfietsend in de straffe tegenwind hoorde ik het klokje al bengelen. Ilse is gekleed in een zwart mantelpakje, als een volleerd begrafenisbezoeker. Ze heeft een rugzakje in dezelfde kleur om. Ik vraag me af of er een fluit in zit. De eerste vraag die ze stelde was: zal ik een mooi stuk op mijn altblokfluit spelen? Ik reageerde onmiddellijk, als door een wesp gestoken, vol ongeloof. ‘Je meent toch niet werkelijk, dat je een fluit mee naar de begrafenis wil nemen?’ Pas daarna dacht ik aan de mogelijkheid dat het een prachtig gebaar zou kunnen zijn, een levend muziekstuk. Mailde er nog achteraan, dat dit natuurlijk háár uitvaart is, dat ze moet doen wat naar haar inzicht juist is, maar het was al te laat. De fluit werd thuisgelaten. Achteraf heb ik geweldig spijt. Ik had dat wel eens willen zien, iemand die een beetje op een fluit gaat staan te blazen bij de kist.
Ze beweert dat ze best goed fluiten kan. Conservatoriumniveau is het niet, maar wel zes jaar les gehad. Toen ze ontdekte dat men oneindig veel meer eer inlegt met het bedienen van een toeter, vond ze het te laat om overnieuw te beginnen, met de blaastechniek, ze stamt uit een armelijk nest.
Ze was er al, op de begraafplaats, geruime tijd. Toen de heer Nijman, onze uitvaartleider, arriveerde, begon hij haar omstandig te condoleren, in de veronderstelling dat zij familie van de overledene was. Nu ik gearriveerd ben, vraagt hij zich weer af of er vandaag dan twéé gedichten zullen klinken. Dat zal niet het geval zijn. Ilse heeft muziek op cd meegenomen, die gaat ze afgeven aan de heer Degenkamp, ik wacht buiten op de verhoopte komst van een medewerker van de Dienst of wellicht een late bezoeker.
Om twee uur precies beginnen we. Ilse koos een stuk van Bach uit, uit de Weltliche Kantaten het ‘Coro’. Het stuk duurt bijna zeven minuten. Ze had zich voorgenomen pas na het tweede stuk te spreken, dat echter uitblijft. Dan staat ze op, loopt met snelle kordate pas op de kist af, kiest positie in het midden naast de kist en leest wat gehaast, door de forse galm in de ruimte nauw verstaanbaar, haar gedicht voor meneer Smalheuvel.
jij bent een lastig pakket
mag ik me even voorstellen?
ja ik weet wat aan late kant
jij bent Druktemaker dus
en ik ben, wel ik begin
elke ochtend
met een wandeling
langs de watertuinen,
langs St Barbara,
door de watertuinen soms,
door St Barbara soms,
door is lastiger dan langs
want uit riet kunnen plotseling
diertjes springen, ze lijken dood-
alleen dan beginnen ze toch te kwaken!
en dan beginnen ze toch te preken:
die met hun staarten op uitvaarten
georiënteerde muizen, familie
ik verwacht ze nu elk moment
om de hoek
maar zij zullen niet komen
ze weten hier niet van
weet je, misschien, aan het begin,
van een ochtend, kom ik nog wel eens
binnen.
Dan klinkt opnieuw Bach op, ditmaal pianomuziek, de Franzosichen Suiten in de interpretatie van Glenn Gould, eerst nummer 1, en dan nummer 9. Dan komt de heer Nijman naar voren, die naast me in de bank was komen zitten, zet zijn hoed op, buigt voor de dode en wenkt de dragers achter uit de aula naar voren, we staan recht en volgen de kist even later naar buiten, Starkenburg kort op de kist, opnieuw met die snelle kordate pasjes, alsof ze eigenlijk haast heeft.
Vandaag geen lift om de kist te laten zakken. Er liggen twee touwen klaar. Nijman spreekt zijn formule van het vertrouwen in de bestemming, die hier bereikt is. De kist zakt netjes omlaag. Er wordt een bloem op gelegd, en op voorspraak van de heer Nijman staat Ilse Starkenburg haar gedicht af, die netjes op de kist wordt vastgeschroefd. We lopen terug, voor de koffie. Nijman constateert tevreden, dat meneer in ieder geval een nette begrafenis heeft gehad. In de koffiekamer ruikt het naar chloor, alsof er juist een grondige reiniging heeft plaatsgevonden. Ook de dragers mogen koffie. Meestal mag dat niet. Maar ach, nu er niemand is. Meneer Degenkamp heeft een nieuwe bril op. Ik vind het een mooie bril.
We kletsen wat na, en vertrekken dan, mooi op tijd om mijn zoon van school te halen, zonder dat hij heel lang op mij hoeft te wachten. Want wat zeg je dan, als zoon: mijn vader is wat later, die heeft nog een begrafenis?