mevrouw Agatha Elizabeth Esther Waterman
Nieuwe Ooster Begraafplaats, donderdag 2 maart, 9.30 uur.
Dichter van dienst: Adriaan Jaeggi.
Mevrouw Waterman werd geboren op 22-2-1924. Ze woonde vanaf 1975 in Diemen.
Geen familie meer in leven. Ze trouwde in 1956 en scheidde 4 jaar later. Het huwelijk bleef kinderloos. Mevrouw Waterman overleed op haar verjaardag 22-2-2006 in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis.
Ze laat een testament na waarin ze aangeeft gecremeerd te willen worden. Haar gehele (bescheiden) vermogen laat ze na aan de Stichting Joods Nationaal Fonds. De sleutel van haar woning berust thans bij notaris Spier, die de afhandeling van de nalatenschap zal verzorgen.
Meer informatie valt niet te verkrijgen. De Dienst heeft de woning niet bezocht.
Sneeuw viel, een pakje. De begraafplaats is gehuld in een schitterend witte vacht. Dichter van dienst Adriaan Jaeggi maakte tevoren een wandeling over de begraafplaats. Hij nam sporen waar, sporen in de sneeuw.
Namens de dienst is Ton van Bokhoven er, en een tijdelijke meneer, die eigenlijk van het rampenhotel is. De uitvaartleidster noodt ons binnen. Deze keer de hoofdingang, niet de kleine zaal terzijde. ‘Als er geen familie meer komt, dan kunnen we de kist gaan sluiten,’ zegt ze, en verdwijnt om de kist te sluiten. Dan drommen we de aula binnen, nemen in twee paren plaats op de vier stoelen terzijde het gangpad, en wachten de orgelmuziek af.
Het orgel klinkt. De uitvaartleidster treedt naar voren, neemt plaats achter het spreekgestoelte en kondigt aan dat we hier bijeenzijn om mevrouw Waterman te gedenken, en noemt al haar voornamen op. Dan nodigt ze de heer Jaeggi uit om te spreken. Jaeggi gaat terzijde van de kist staan, wrijft zijn hand over zijn buik, kucht, haalt zijn neus op, streelt het papier waarop zijn gedicht genoteerd staat, en leest dan.
Tweeëntwintig februari
I.m. Agatha Elizabeth Esther Waterman
22-2-1924 – 22-2-2006
Het wordt tweeëntwintig februari, en
dan blijkt dat is bepaald, nu
tweeëntachtig jaar geleden
door Jahweh, stamcel, DNA
dat je vandaag zou sterven –
tweeëntwintig februari.
Een samenloop, een toeval dat je
gelukkig noemen kunnen zou –
want na verloop van tijd bestaan wij
nog enkel maar uit data,
geboorte, huwelijk, dood,
maar dit ironisch toeval geeft
je vorm: de vrouw die stierf op
haar verjaardag, die iedereen
overleefde. Het moet genoeg
zijn, want: dichter komen wij niet,
nooit, misschien wel niemand ooit
zelfs niet de man die je voor vier jaar had,
en die misschien je noemde:
Aagje, Liesje, Sterre.
© Adriaan Jaeggi
Het gedicht wordt over de lengte in tweeën gevouwen. Hij legt het gedicht op de kist, mooi recht, als een lint aan het bloemstuk, dat in overwegend witte tinten is uitgevoerd. Dan zitten we weer. De organist speelt verder. Het zal de dichter toch niet teveel geworden zijn? Gedurig klinkt zijn neus. Het klinkt alsof we een weenvrouwtje hebben gehuurd teneinde de eenzame dode te betreuren. Bij het derde muziekstuk vraagt de uitvaartleidster ons te gaan staan.
De organist is inmiddels goed op stoom gekomen. We moeten heel lang staan. Van buitenaf worden ondertussen de zijdeuren geopend, om de toegang tot de koffiekamer te markeren.
Als de organist is uitgeorgeld, vraagt de uitvaartleidster ons haar te volgen naar de koffiekamer. De kist blijft eenzaam achter in de aula, aangelicht door halogeenspotjes, als een zorgvuldig uitgelicht museumstuk. ‘Mag ik u een zakdoekje aanbieden?’vraag ik de dichter, maar nee dat hoeft niet, hij heeft van zijn ouders ooit geleerd dat het beter is om je neus op te halen inderplaats van alsmaar snuiten.
We krijgen een kopje koffie, ieder één. De dichter vraagt om thee.
Hij vraagt de uitvaartleidster of er ook herten wonen, op de begraafplaats. Hij meende hertensporen te detecteren, bij zijn wandeling, eerder die ochtend. ‘Misschien een vosje’, oppert de uitvaartleidster. ‘Vosjes hebben geen hoeven mevrouw’, meent Starik. Het gesprek ontwikkelt zich rap in de richting der drietenigheid, het overwinteren der parkieten.
Het is duidelijk tijd geworden om afscheid te nemen. Het register wordt getekend. Jaeggi ondertekent met: Adriaan Jaeggi, stadsdichter van Amsterdam. Dit brengt mij op een idee. We wandelen in de richting van mijn modderige fiets. Er schijnt een zon, die mild te noemen is, al trekt de smeltende sneeuw rap in de voetzolen op. ‘Valt het bijwonen van deze uitvaart onder de taakomschrijving van het stadsdichterschap?’informeer ik voorzichtig. Ja, dat valt het. Mooi, dan spaar ik één opdrachtbriefje uit. Er zijn nog twee of drie opdrachtbriefjes van het Amsterdams Fonds voor de Kunst te gaan. Volgende week wordt de overeenkomst tussen de Dienst en de inmiddels officieel opgerichte Stichting getekend. Volgende week ook vindt eenzame uitvaart nummer 54 plaats. Dichter van dienst zal Hans Verhagen zijn.
Volgende week. Zolang er tijd van leven is.